Verdorie

Standard

Ik wil een fotoalbum maken over India.
Het moet een beetje het relaas van de trip wergeven en tegelijkertijd een duidelijk beeld van het India dat ik heb ervaren.
Van de 3300 foto’s die ik heb genomen, heb ik een selectie gemaakt om af te drukken.
Bleven er nog 1121 over.

Deze selectie is ook bijgeknipt en ge-editted.
En doorgestuurd voor print.
Het wordt een fijn pakketje dat gaat aankomen, dat staat al vast.

Van deze slectie wou ik een fotoboek maken.
Doch technische beperkingen ripen me tot  de orde: slecteer nog maar wat knappe gast.

Nu heb ik er nog vierhonderd.
Er is geen plaats voor de laatste 147…
Wat nu?

Ratrace

Standard

Aangezien kathedralen van mijn kaliber geregeld honger hebben, dienen er centen verdiend te worden om boterhammen met choco te kopen. Op zich is dat niet zo’n probleem doch na drie maanden stil gelegen te hebben, is er toch een laagje roest op het arbeidsscharnier gekomen.

Gelukkig is er op dat moment iets als een doorlopend contract van onbepaalde duur dat me de werkgelegenheid geeft die ik nodig heb. Een zeer fijne zekerheid, geloof me vrij.
Mensen die ik in het oosten tegenkwam stonden telkens opnieuw versteld van het gemak waarmee mensen in België lang op vakantie kunnen gaan. Ik denk dat het tijdskrediet bijna alleen in België toegepast kan worden. Bij Vacature geven ze er deze week zelfs een televisieaflevering over. Ha! Ben ik weer een trendsetter…

Maar er zit dus wat roest op het werkhengsel. Het is een beetje als gaan joggen als je jaren geen meter uit je zetel bent geweest: hevig en vol goesting begin je eraan.
Op zich is springen en zwmmen wel de beste manier om de spreekwoordelijke arbeitsconditie te verbeteren. Ik was woensdag dan ook maar wat blij dat ik na een half dagje “on the bench” (on the beach herinnert pijnlijk genoeg aan het enorm schone Goa) op interview mocht waar men me echt wel nodig had.
Stress, druk op de ketel, chaos: woelig water als het ware.

Woensdag interview en goedkeuring, donderdag werken als een echte heer.
Dat ik in 2008 een nieuw leven zou beginnen, stond al langer vast. India was dan ook een mooie insteek voor het nieuwe levenspad.
Het is echter wel écht veranderd: hartje Brussel, met de trein, internationale omgeving. Gelukkig is er nog iets vertrouwd: de financiële sector.

Het fijnste is de internationale omgeving. Want met de trein is (nog) wel gezellig, maar samenwerken met mensen uit China, Pakistan, Londen en Parijs is helemaal de max. Nederlands, frans en vooral engels zijn de voertalen in onze kleine testruimte. Schitterend!
Daar komt dan nog het chaotische en drukke programma bij (enorm veel defects open, twee weken voor go live date…) en mijn dag is goed. Dat ik nu elke dag later thuis zal zijn dan voor ik naar India vertrok, vind ik momenteel nog niet zo erg.  Dat het takenpakket grotendeels hetzelfde is als voordien, kan me ook maar weinig schelen: het is voor een maandje. En mijn zinnen worden gescherpt. De goestingneemt toe met de minuut. Spontaan wordt er gezegt dat op zaterdag een half dagje komen werken geen erg is.

Ik ben dus terug.
Back in business.
En het mooiste gaat nog komen de volgende weken en maanden!

The clean mean machine

Standard

Een nieuwe lente, een nieuw geluid. Zo ook voor de computer en zijn schijven.
Er is een hoop werk aan en eerlijk gezegd niet het fijnste jobke dat er is.
Er moeten backups gemaakt worden van:

  • foto’s van de afgelopen drie maanden
  • muziekjes
  • films
  • foto’s van de voorbije vijf jaar

Er moeten fotoboeken gemaakt worden van

  • India
  • Schotland
  • Her en der gemaakte kiekjes

Er moeten mappen worden samengevoegd vanop vijf verschillende plaatsen, er moet een heleboel weggesmeten worden en daarna mag de disk cleaner beginnen.

Gelukkig zijn er nog mensen met een vervroegde lenteschoonmaak bezig zodat we daar wat ideetjes van kunnen pikken. Dank u wel Pietel  (en Kevin)en Clopin!
En dan moet er nog iets structureels gevonden worden naar de toekmst toe.
Damn, drie maanden maken een mens wel heel ambitieus…

What a day

Standard

Oh Belgium, dacht ik gisteren.
Op woensdag van feestenbiebel gedaan in de buurt van onze woonst met de heren.
Lekker eten, gezellig een glas drinken en thuiskomen in café den Haan. Daar een klapke gedaan met Dirk de barman (die verdikke nog wist da’k was weggeweest!) en met enkele stamgasten.
En dan is het donderdag en moet er vanalles gedaan worden.
Fotomuseum, Muhka, eten bij Saffraan en bijbabbelen met Sara.

Op weg naar het fotomuseum nog even binnengesprongen bij de vrienden van 10 om Lies een beetje te doen verschieten en hey: dat lukt dus eh.
De tentoonstelling van Belgicum door Stefaan Vanfleteren was ook wel de moeite, maar Lies’ gezicht was echt goud waard. Terwijl ik zo door de portretten liep, groeide het idee om met enkele mensen die zich bij tijd en wijlen ook wel eens langs een objectief proberen uit te drukken een soort van tijdelijke galerij te maken in ons jeugdhuis. Moet te doen zijn.
Dan met Bert naar het Muhka voor de Indiase sculpturen van Santhal Family.

Mooie tentoonstelling, maar je moet voor moderne kunst zijn. Ik kan er geen tijd en moeite in steken om voor elke expressie een uitleg à la Jan Hoet uit de mouw te schudden. Ik vind dat kunst in eender welke vorm een gevoel moet oproepen. Anders is het jammer. Ik vind kunst dan ook goed of niet goed.

Een kleine telefoon met een op dat moment halve pan leert me dat de komende dagen alle aandacht naar het aanstormende kampvoorbereidingsweekend kan gaan. Gelukkig weet het kwarreke zich wat op te werken naar het einde van het weekend toe…

“En Wannes,” vragen de mensen dan, “ben je al terug aangepast aan België?”
Bwoa ja. Feest en plezier en gezelligheid.
Vrij utpoisch om dat als aanpassen te zien.
Binnen een week of twee klappen we nog wel eens…

Ja dokter, nee dokter

Standard

Drie maanden in den vreemden laten een mens’ lichaam niet volledig onberoerd, moet ik eerlijkheidshalve wel toegeven. Het is niet allemaal ven slecht met lijf en leden, maar een kleine bodycheck bij meneer doktoor was wel van doen.

Zo is er enerzijds de lichte vrees voor beesten in het bloed. Momenteel zijn die nog volledig onzichtbaar, maar er zijn verschillende redenen om aan te nemen dat er meer dan één wormige bewoner wordt gehuisvest in de bloedbanen.
Zo is er de open wonde geweest tijdens de derde backwatertour.
Nu ben ik niet van een kleintje vevaard, maar als de hiel opengaat tijdens een boottocht door open riolen durf ik aan te nmen dat dat snel ontsmet moet worden. Wegens technische beperkingen op het moment, is dat echter niet gebeurd.
Het wondje groeit dan ook niet dicht.
Een bloedonderzoek loopt dan ook sinds gistenavond.

Anderzijds heb ik twee keer een hevige koortsaanval gehad in het verre India.
Die aanvallen werden dankzij de burcht van een lichaam elke keer na een zwetende nacht succesvol afgeweerd, maar de kans bestaat natuurlijk dat er een beetje van de virussen is blijven hangen. Dat die ergens aan de lever zitten te knagen, de pancreas proberen te verorberen of de blinde darm ziende maken met hun kleine blinkende oogjes.
Gelukkig was de dokter zo goed om het bloedonderzoeksformulier op die punten aan te vullen.

Nog een zijde durft de weerstand te belichten.
Wegens niet zo’n goede eetgewoonten van de indische medemens is die lichtelijk verdwenen. Ik ben iemand die een hele tijd op reserves kan teren, maar als ik geen vitamines doch bacillen binnenkrijg, word ik ziek.
Rijst met curry mag dan wel lekker zijn, veel voedingswaarde bevat het niet. Het aantal groenten dat het spul bevat is minimaal: twee worteltjes en een tomaat voor vijftien personen…
Gelukkig gaf de dokter een vitaminenkuur.

Dat ik ook spontan hier en daar begin open te scheuren is waarschijnlijk een samenloop van omstandigheden. Ik meende direct aan lepra te denken, ik heb nu eenmaal een maand bij lepradragende medemnsen gezeten, maar die kans is nogal klein. En dat zien we dan wel…

MAAR!
Speciaal voor de vrouwtjes!
Er is ook vreselijk goed nieuws!
De kathedraal van een lichaam is prachtig gezandstraald en heeft hier en daar een likje verf gekregen. Uit welingelichte bron (vanop de eerste rij, zowel letterlijk als figuurlijk) heb ik kunnen vernemen dat het een lichte verbetering is.
Wannes2.5 al het ware!
Helaas voor de meeste vrouwtjes: too little too late…

This is the end…

Standard

Wat ik meestal mis in het lecven is een passende soundtrack. Momenteel zou The End van The Doors niet misstaan. Ik zou alleen al om die reden graag in een film leven, doch dit geheel terzijde.
Gisteren en vandaag zijn de laatste dagen in Mother India.
Twee dagen in de Big Bad City of Bangalore, beter bekend als the city where the streets have no names.

Behalve een paar van die straten dan. En ik heb daar vooral rondgehangen, kwestie van al een beetje te wennen.
MG Road, met al haar bars, westerse ketens en Mc Donalds (“no beef is sold here”) en KFC. Helaas werd ik lichtelijk verplicht om hier rond te hangen: het is verdikke de enige plaats in Bangalore waar je “traditionele souvenirs” kan kopen. Niet dat ik er veel van moest hebben, maar toch enkele.

Nu loopt deze dinsdag op z’n einde en wordt er gewacht.
Er is dus tijd voor een uitgebreid diner, internet en een overpeinzing van drie maanden in Verweggistan. Want ondanks dat het hier enorm bangelijk is, was Belgie echt wel vaak in m’n gedachten. Het is per slot van rekening zowat de beste plaats om te wonen, ik zal het u verzekeren.

Het is, zoals Peter in Agonda zei, een afscheid “with a crying eye and a laughing eye”. Het is dan ook heel dubbel. Aan de ene kant ben ik blij omn terug te keren naar vrienden en familie en m’n eigen bed en de zetel in ons living en de huislijke warmte en de Chiro en de Mussenakker en het werk en al.
Aan de andere kant is het heel erg jammer om alles wat ik hier zo graag heb achter te laten. Zoals daar zijn: de vriendelijke mensen, de chaos en anarchy op de straat, het heerlijke eten, eten met de vingers, no stress no worries, warm weer,…

Gelukkig zijn er een aantal dingen die ik mee kan nemen in m’n rugzak. Goeie muzieks, een beetje heel lekker home made chilli poeder, gepofte rijst, sweets, tailor made kleding, nieuwe gsm (ik ben nu eenmaal een materialistische geek), eten met de vingers, verbannen van het toiletpapier,…
En die zaken, die gaan me dagelijks aan alle fijne momenten doen herinneren.
En mocht ik iets vergeten: ik heb drie Moleskines netjes volgeklad met dagdagelijkse belevingen en beslommeringen. Voeg daarbij 14 GB aan fotomateriaal en ik denk dat u een idee hebt van mijn extern geheugen…
De interne schijf draait echter nog enorm goed, dus verhalen en al: u vraagt, wij draaien!

Symboliek II

Standard

Ik had er eigenlijk nog geen seconde bij stilgestaan, maar mijn terugkeer naar Belgie luidt een heel nieuw leven in voor mezelf.
De rupee begon te vallen toen ik van bepaalde mensen een verjaardagssms kreeg met als boodschap iets in de volgende trend: “De snotneus wordt een jaartje ouder, een jaartje wijzer en een beetje minder snotterig”.
Dat dat laatste niet op de toen aanwezige druipneus sloeg, had deze jongen gelukkig al snel door.

Misschien is het ook wel.
Misschien ben ik nu wel in mijn meer-naar-het-volwassen-neigende stuk van mijn leven aanbeland. Mijn vijfentwintigste verjaardag en mijn terugkeer van een levensvormende trip vallen in elk geval bijzonder dicht bij elkaar.
En niet alleen dat. Op professioneel vlak staat er ook een en ander te veranderen. Which is nice!
Ik heb er natuurlijk nog verre van een zicht op hoe de voorbije drie maanden me veranderd hebben, maar ik voel hier en daar wel wat.
Of dat dat dan ook betekent dat het kind in me  in India  achterblijft: pakt van ni.
Ik heb mijn zinnen in elk geval al volledig staan op het studentikoze zangfestijn van de Chiro aanstormende vrijdag. En ik zing in elk geval uit volle borst: Stamp je ballen tot andijvie!
(opgelet, PDF met vettige teksten…)

Pavagada II

Standard

Daar het indische avontuur op zijn laatste benen loopt, werd het tijd om de lieve mensen in Pavagada nog eens te bezoeken.
Ter herinnering, dat is onder meer Swami die er het hospitaal runt. Schitterende mens.

Woensdag op het gemakje vanuit het warme en naar westerse normen hoogzomerse Goa met bus, vliegtuig en jeep tot in de outback van India getravelled. En outback, neem dat maar serieus. Er is daar niets. Behalve heel fijn volk en prachtig ruige natuur.
Toen ik er om half elf toekwam, was de dag eigenlijk al een beetje op. Aangezien ik me in dezelfde staat voelde, zijn we toen mar samen onder de wol gekropen.

Donderdag leek eerst een beetje een vervolg te breien aan het strandavontuur dat Agonda toch wel was: rustig ontbijten, tasje koffie, gazetje. Maar tegen een uur of tien kwam daar verandering in. Er was namelijk een Medical Camp georganiseerd in een van de PHC’s. Deze Primary Health Centres zijn een beetje de voorposten van het Swami Vivekananda Integrated Rural Health Centre. De PHC’s doen ook meer het basionderhoud, op medisch vlak, van de omliggende dorpen.

Maar als ik zeg dat Pavagada de outback is, dan was dit net voorbij mijn gekende vormen van beschaving. Ik was er al geweest, daar niet van, maar de toestanden  die zich nu voor mijn ogen afspeelden stonden wel heel erg in contrast met de beach lay down van twee dagen ervoor…

Het Medical Camp werd dit maal georganiseerd met het oog op gezinsplanning. Het grote probleem (een van de vele) van deze regio is de ongeletterdheid. Mensen krijgen geen onderricht. Niet in lezen en schrijven, maar ook niet naar medische termen toe. Neem daarbij een cultuur waarin seksualiteit een enorm taboe is en je krijgt een vrij gevaarlijke mix. Gevaarlijk voor jonge vrouwen: het is niet uitzonderlijk dat een moeder van drie bij de vierde bevalling het leven laat. Trouwen op je achtiende verjaardag, eerste kind een jaar later en het vierde kind tegen je vierentwintigste. Niet goed.

Daarom nu dit Medical Camp. Voorlichting en sterilisaties. Al bij al een kleine ingreep, maar op een paar uur tijd ondergingen zeventig dames de zogenaamde buttonhole operatie. Na deze operatie werden ze buiten de operatiezaal geleid (op eigen kracht of wat dacht u?) en in de gang op de grond neergevleid om te bekomen.
Op zich niet zo gek: deze mensen slapen altijd op de grond.

Cultuurschock twee was echter sterk in de maak. Het vrije en probleemloze gevoel van goanese stranden ruimde snel baan voor de chaos die zich van de gang naar mijn hoofd verplaatste. Ik was bijna vergeten hoe het er in een indisch veldhospitaal aan toe ging: chaos, roepen en tieren.
Logisch, want de caretakers (familielid dat voor de patient zorgt) horen niet binnen te zijn als de patient moet rusten. Zij die de onverwurmbare dokter toch probeerden te verschalken, werden niet licht tot de orde geroepen.

Nu, elke dame krijgt, naast de operatie, ook een sari, een voedselpakket en een handvol rupees dat voor veel mensen meer dan een maandloon is. Ik vind 15 euro per maand redelijk weinig…

Vrijdag was gelukkig wat rustiger: op het gemakje.
Een tempel bezoeken, overal goeiedag gaan zeggen, lekker eten in het ziekenhuis restaurant en wat babbeltjes doen.
‘s Avonds was er een zeer speciale eredienst voor  Ganesh, de beschermheilige  van het hospitaal.
En, aangezien mijn gastgezin op de een of andere (*hoest* opa *hoest* e-mail *hoest*) manier te weten was gekomen dat het mijn verjaardag was, werd er een feestje gedaan in eerder intieme doch zeer intense kring. Met taart en kaarsjes en nog lekkerder eten en pakjes en al. Tranen onder mijn oksels van het verschieten en het contentement.

Maar zaterdag!
Wat een dag was me dat!
Op tijd vertrokken om voedselpakketten uit te delen aan TBC patienten en heel de dag onderweg geweest. De meeste wegen waren nog duidelijk zichtbaar door enkele plekken asfalt, maar meestal was het zand en stof dat ons verder de wildernis in leidde.
Ik ben op plaatsen geweest waar het hele dorp buitenkomt omdat er een auto aan komt. Je kan je voorstelen wat een verrassing dat dat was voor deze mensen om ook eens een blanke te zien!

Toen ik vroeger klein was (nu vind ik dat nog tof, maar doe ik het minder) bouwden we kampen in het bos. Takken omhoog zetten, kleinere takken ertegen en daar dan varens en bladeren op.
Deze mensen wonen in zo’n hut.
Waar wij een  hutje maakten voor twee, maken zij dezelfde hut. Voor een hele familie!

Echt, ik ben er in een paar dagen weer met mijn neus bovenop geduwd: we hebben het in Belgie verdomme zo goed!
Als we ziek zijn, gaan we naar een dokter. Als we geen geld meer hebben, is er een sociaal vangnet met woningen, mediche hulp en bijstand op alle vlak.
Als je in India ziek wordt, ga je dood…

One day, i made a shocking decision

Standard

Wanneer ik op 30 november aankom in Kovalam, heb ik echt geen idee wat ik moet verwachten. Ik heb een vaag idee wat er in de school omgaat dankzij de website en de verhalen van Seppe.

De concrete werking is echter een groot zwart gat voor me. Gelukkig zijn er, zij het op een indische manier, afspraken gemaakt met Paul. Ik zal computerles geven aan leerlingen. Hoe ik dat invul moeten we nog bekijken. Achteraf gezien bleek dit een enorm goede basis te zijn om mee te starten.

Alles lijkt een beetje chaotisch, maar dat is ongeveer oor heel india het geval. Als ik op maandagochtend op school aankom, word ik door Paiul voorgesteld aan de kinderen als “the new computer teacher” . Het doet een beetje raar om als leraar bestempeld te worden.

De eerse dagen ga ik echter met enkele sociale werksters het dorp in om de situatie en de afkomst van de SISP-kinderen beter te kunnen plaatsen. Het is een enorme schok voor me. Een confrontatie met deze graad van armoede is me eigenlijk een stapje te ver.

Wanneer ik na een maand op school huisbezoeken doe met enkele leerkrachten, breekt m’n hart volledig. De band die er is gegroeid met de kinderen betrekt me volledig in hun situatie. Ik had mezelf voorgenomen om ergen foto’s te maken, maar zowel m’n diafragma als m’n keel zitten met een dikke krop.

Op school loopt alles echter enorm vlot, ik schtrik er zelf van. Na een week krijg ik Group B min of meer toegewezen en maken we samen een redelijke vooruitgang in het rijk van onze enige computer. We gaan van nul naar een min of meer deftig beginnersniveau gezien de situatie. Het is nu eenmaal niet niet evident om met zvn studentenaan een computer te werken…

De samenwrking en vriendschap met de rest van het personeel neemt ook elke dag toe. Het is enorm fijn om als onbekende zo snel in een groep te worden opgenomen. Vanaf dag  is iedereen bereid om te helpen en om vragen te beantwoorden. Ook de samenweking met de kinderen is schitterend.
Hoewel het bij tijden behelpen is om een deftige communicatie op te zetten, het ontbrak op geen enkel moment aan goede wil.

Nochthans is het geen sinecure om les te volgen in een taal die je niet meester bent en die niet je moedertaal is.

Ook buiten de lessen wordt er zonder problemen contact gelegd. De kinderen zijn oprecht gelukkig wanneer ik met hen meespeel of als ik me bij hen zt, al dan niet op de grond, tijdens het eten.

Het toppunt van vriendschap was voor mij echter de introductie tot internet met Geoge Sir. Hij is als een kind zo gelukkig wanneer we samen eene-mailaccount makn en ik hem toon dat er ook kranten in het Malayalam te vinden zijn op het world wide we.

De inzet en het enthousiasme van George zullen m altijd bijblijven. Of hij nu engelse les gaf aan Group B, tuition in de avonduren of cricket speelde op dinsdagnamiddag, hij gaf zich altijd volledig.

Het is dan ook niet zo gek dat hij vorig jaar de special care class oprichtte.

George is echter niet de meest bezielde zot van het geheel. Die eer gaat volledig naar Paul. Ondanks zijn halve eeuw leensrvaring, blijft hij met hart en ziel voor zijn geesteskind gaan. Wat twaalf jaar geleden begon als een soort vakantiebeleveing op eigen kosten, is nu verworden tot tot een zelfbedruipend project.

Het mooiste voorbeeld vind ik het nieuwe schoolgebouw dat volledig met middelen van gulle gevers uit de hele wereld wordt rechtgezet en in de loop van 2008 in gebruik wodrt genomen.

Ik ben eerlijk waar erg blij dat ik van SISP de kans heb gekregen om een maand lang hun leven te ervaren. Ik heb er enorm veel uit geleerd. Vooral dat ezieling en geloof in een droomproject essentieel zijn om het te laten rollen.

Dat iedereen en vinger kan uitstekn om een betere werld te verkrijgen en dat delen met hen die het minder goed hebben echt geen schande is.

Dat het wereldleed dat we zo gewoon zijn van op televisie, echt bestaat. Dat het wetn van leed erre van hetzelfde is als het zien en van dichtbij meemaken van datzelfde leed.

En dat het gerbuik van toiletpapier eigenlijk volledig ovebodig is. Waarvoor dank Werner!

houston, we have a situation

Standard

Aangezien mijn familie nogal internationaal is (chinees zusje, binnenkort Ethiopsch broertje, Wannes in india, een ouderpaar in Mexico) is het niet zo gek om gekke bedragen uit te geven aan telefoonkosten. En toch doen we dat. Om wat van elkaar te horen, om nog eens nederlands te spreken,…

Zonet kreeg ik telefoon van de ene helft van de ouders. ze zitten in mexico met hun gat in de spreekwoordelijke boter en vonden dat het na een week wel eens tijd was om iets te laten horen. Dat ze nieuws hadden. Dus ik, benieuwd en nieuwsgierig als een  vrouw bij tijd en wijlen, luisterde gespannen.

Dat mijn oudste zusje in het ziekenhuis ligt. Lisanne, schat van een zus en even zot als de rest van de familie (buiten mezelf dan, want ik, ik ben de normaalste mens van de wereld) had een turnaccidentje.
Ze maakte een salto en landde, niet zoals het hoort wegens compleet met zottigheid overgoten, met haar knie in haar oog. Het is eens iets anders, niet?

Resultaat: oogkas in frut vaneen, spierweefsel geklemd in de  daardoor ontstane barst en een oog waarmee gemakkelijkheidshalve eerder cricket dan tafeltennis mee gespeeld zou kunnen worden.

De jongedame is gisteren naar het operatiekwartier gereden, heeft zich laten inslapen en de wonderdokter heeft het accefietje hersteld. Nee, hij heeft eens heel lelijk naar dat spierweefsel gekeken en gezegd dat het maar gedaan moet zijn met  kamperen in een gebarsten oogkas,.
Want genezen is het nog niet, daar heeft de natuur natuurlijk weer wat meer tijd voor nodig.

Maar afgezien van dat slechte nieuws gaat het vlotjes in Mexico. Dat wist moeder in een halve minuut te vertellen. De andere tien minuten gingen over ziekenhuizen, beter in belgie dan in india en oogkassen met spierweefsel ertussen (klinkt een beetje als een croque cannibal…)

Qua situation valt het dus uiteindelijk wel mee, maar ik ben toch een beetje droevig want ik kan mijn oudste zusje geen verhaaltjes voorlezen en voor haar zorgen en naast haar ziekenbed zitten om haar te pesten. Want dat horen broers nu eenmaal te doen.

Gelukkig  is  de andere broer van de  juffrouw morgen thuis van de grote stad en kan hij de verantwoordelijkheden van  gezinsoudste waarnemen.  Hij kan dat hoor, want hij is een echte chiroleider zoals ze die alleen in Meer kweken…

Goa

Standard

Het vliegtuig was een minuutje of vijf te vroegdus dat viel enorm mee. Echt, de binnenlandse lowcost maatschappijen zijn echt goed. En dus stond ik gisteren  om 13u buiten in Goa, overrompeld door taxichauffeurs die me voor slechts vijfhonderdrupee naar Panjim zouden brengen.

Gelukkig bestaat er hier een systeem van prepaid taxi’s zodat alles min of meer officieel gebeurd. Maar dat was ook we een redeijke hap uit het budget. Dan maar wat besparen op de kamer? Ja, dag jan. Geen goedkope kamers in de hoofdstad van deze staat! En alles vol ook. Verdikke, het budget slinkt met rasse schreden. Want wie niet werkt (of zo onnozel is om gratis te gaan werken…) die krijgt geen geld e.

Snel snel alles op een hoop gegooid, sletsen aan, zonnebril op en gaan. Tourismus eerste klas, mocht je ooit lessen nodig hebben…
Waar Ford Cochin redelijk europees aandeed, is Panjim volledig Portugees. Zelfs het taaltje is een beetje van verstaanbare woorden voorzien. En ook de kerkjes in de stad ogen oer-europees. Het is een beetje een gek gevoel, zo ver van huis en toch een streepje bekendheid. Maar het wordt nog gekker!

Tegen een uur of zes duik ik een lokale bar in om een fris pintje te drinken. Aangezien alcohol in heel India een redelijk taboe is, was het de voorbije maanden niet zo simpel om ergens iets gaan drinken. En gezellig was het al helemaal niet; in elk geval niet gezellig genoeg om alleen te gaan zitten en wat te wauwelen met de locals. Maar Goa, dat is anders.

Een pintje, een boek en ik was volledig afgesloten van de wereld. Of toch niet helemaal: mijn oor vangt een bekend klankje op. Achter mij wordt er namelijk met een accent “Belgium” gezegd. Wanneer ik me omdraai, blijkt er een franstalige Brusselaar te zitten. Nice!

Zijn nederlands is niet zo goed, zijn engels ook niet en dus doe ik een poging tot franse klanken. Als zijn reisgenoot er een kwartier later ook komt bijzitten, is de avond helemaal een succes.
Vincent en Nicolas zijn twee beste vrienden ergens in de dertig. Ze zijn nu aan week drie van vijf bezig en vliegen op 28 januari terug naar Brussel.

Lachen en drinken en onnozle praat, het doet deugd om met Belgen op cafe te zitten. Wat taalprobleem? We spreken een mengelmoes van frans, engels en nederlands en we vermaken ons als kinderen in een speeltuin. Tegen negen uur gaat Vincent huiswaarts wegens te moe en denken de oveblijvers aan de innerlijke mens: die moet ook gevoed worden!

Seafood en rijst, het is een persoonlijke favoriet. Het is echt een super gezellige avond: La Belgique c’est fantastique! Nicolas belooft dat hij me op een dag Brussel gaat laten zien zoals een inwonr het ziet. Want de hoofdstad van een land, die moet iedereen kennen, zo vindt hij.
Dat hij in de Rue Aerschot woont, vind ik geen enkel probleem: lijkt een beetje op onze Falconbuurt…

Tegen elf uur nemen we afscheid, wisselen we van e-mailadres en gaan we elk onz igen weg. Dat moet toch zo zijn geweest, want vanmorgen lag ik in mijn bed.
En niet alleen: de een of andere slinkse kater had blijkbaar een kattenluikje ontdekt ergens in mijn hoofd en had zich daar genesteld.

Nu ja, dan maar met twee naar Old Goa. Samen is altijd fijner, zeker als je alleen reist. Old Goa, werelderfgoed van Unesco en al, is eigenlijk niet veel meer dan een paar oude kerken (wel super goed onderhouden en megachique) en een museum. Maar het museum is gesloten op vrijdag, dus zijn we redelijk snel uitgekeken.

Terwijl ik een beetje zit te lezen, moet mijn kater een fantastisch kattinetje gezien hebben, want wanneer ik de bus neem ben ik weer geheel alleen. Dat spaart dan weer reiskosten.
Ja, Goa. Schoon en plezant.

Morgen naar het strand voor een week en dan naar Bangalore en dan naar Pavagada en dan naar Bangalore en dan naar Belgie. Is het normaal dat ik daar eigenlijk heel erg naar uitkijk?

Teafields forever

Standard

Weg met de Beatles, leve Tata!
Niet dat ze hier geen aardbeien hebben (vandaag een veld vol rode eerlijkheden gezien) maar het is toch niet forever. Die aardbeien smaken dan ook naar van die waterige spaanse prullen…

Nee, dan theevelden. Om negen uur indische tijdrekening (dat is dus nog iets anders dan de tijdrekening van een europeaan in India) komt de gids me oppikken voor een eerste wandeling.  Eerts met de driewieler naar de startplaas en dan: gaan glijk nen trein!

Dacht ik toch. Ik moet na enkele meters vaststellen dat mijn stappen net iets tegroot zijn voor de kleine beentjes van Raja, de gids. Want net als bijna elke Indier is ook Raja gemaakt naar de grote van de bussen: hij kan zonder problemen zitten en rechtstaan in die dingen, ik daaentegen zit ofwel met m’n knieen vast ofwel met het kopke (D’er sta begot geen haar meer op!) .

Dus houd ik m’n pas een beetje in en oneveer samen komen we na drie kwartier stijl omhoog (een beetje als de Devil’s Staircase, u weet wel)  bovenop de top. Wat een zicht! Theevelden zover het oog rijkt. En bergen en wolken ertussen. Onbeschrijfelijk.

Als we een redelijk verse olifantendrol tegenkomen, klopt m’n hartje een beetje sneller: misschien zien we wel van die grijze dikhuiden! De realiteit bleek echter iets minder rooskleurig. Jammer, maar een schoon zicht is voor mezelf echt al wel goed.

Een stevige lunch,  een half uurke rust en hoppa: gaan met de beentjes! Heuvel af, heuvel op en dan eindelijk echt tussen de theeplanten. Een bron, een pad en theeplanten. En een schroeiende zon: de bovenkant van m’n handen is zo verbrand als een potje houtskool…

Als we om vier uur op de campingsite aankomen, staat er nog geen tent.  Ik wil dat ding maar al te graag mee opzetten, maar Raja staat erop dat ik mee ga naar zijn huis voor een kopje thee. Garden fresh sir!

De tent staat en dat is maar goed ook: het is ijskoud in Munnar! Overdag dertig graden, ‘s nachts drie. Gelukkig wordt er niet te lang gewacht met het eten en kruipen we om negen uur verkleumd maar tevreden in de slaapzak. De nacht gaat aan mij voorbij zonder een enkee keer wakker te worden. Ik ben om half zeven dan ook uitermate uitgerust.

Dag twee begint met vertraging want Paul gaat ook mee. Hij is een 52 jaige Brit die eigenlijk hier komt om te paragliden, maar de wind staat blijkbaar verkeerd. Dan maar trekken, dacht de kerel. Hij eek echter vies op z’n neus toen hij de eerste heuvel mee op ging.
Door een foutje van de gids moesten we helaas hetzelfde pad (een uur klimmen) weer af en een ander weggeltje op.

Jawadde, het was de moeite! Waar de Heer zijn moed vandaan heeft gehaald ik weet het niet, maar de hinduistische goden hebben verdikke goed hun best gedaan!
Lord of the Rings achtige tafrelen zouden hier perfect kunnen plaatsvinden.

Als we wat later weer door de theevelden lopen,  knakt er iets in m’n rechterknie. What the bloody hell?
Blijkbaar is er wat kraakbeen verschoven.
Ik besluit dan ookom morgen maar niet van trekkertrek t gaan doen en me vanavond op een massagetafel te leggen in plaats van in een koude tent.

Maar die theevelden, manneke, da’s echte kunst. Als bomzaiboompjes, maar dan in honderdduizendmiljardvoud. Een landschap waar Aslan zelfs niet van droomde toen hij Narnia bij elkaar zong…

Wat?
Foto’s?
Ja hoor, als ik breedband vind…

Gelijk een krab zo mottig

Standard

Toen ik vanmorgen om kwartje van de zessen de deur van het heerlijke kamertje in Fort Cochin achter me liet, was ik vol goede moed. Nieuwe horizonten verkennen, zowel letterlijk als figuurlijk. Ik trek namelijk het binnenland van India in, meer bepaald naar Munnar.

Dat ligt een heel eind van de kust weg, dus een busritje van een uur of zes is maar heel gewoon. Op zich geen probleem, want we hebben tijd. We, dat is dan Wij, Wannes.
Kilometer na kilometer zie ik de streek veranderen.

Het begint bij het dichttrekken van de deur. Ik loop door het nog donkere maar ontwakende Fort Cochin. Dit is de meest europees aandoende stad die ik tot nu toe in India heb gezien. De afgelopen dagen waande ik me dan ook meer op een eiland in de Middellandse Zee dan in India. Het was er echter zeer zeker de moeite en ik kom hier zeker terug.
De volgende stap is de ferry.  Samen met een koppel Duitsers (ja hoor, ook ik zie de analogie met m’n aankomst hier…) verlaat ik het Fort en loop ik naar het busstation. Zij nemen een andere bus en ik wacht even alleen.

Daar het bussation in Ernakulam ligt, is het hier al terug India. Echt India: chaotisch, rommelig, gezellig. Het is een beetje te vergelijken met de buurt rond de Grote Markt in Antwerpen en ons eigen schone stekje in het Schipperskwartier. Ik weet wel welke het gezelligst is…

Terwijl ik op de bus sta te wachten (ook hier hebben die vaste vertrekuren) vraagt een Engelsman of het een goed idee is om met het openbaar vervoer te reizen. Mwoa ja, zeg ik hem, het is echt wel lachen, maar verder is het als al het verkeer eh: geschift. De man vindt dat ik dan ook geschift ben om de bus te nemen en hij en zijn reisgezel besluiten de airco variant te nemen. Geld speelt geen rol, dus ik hou alle goeie raad voor mezelf. Ze zullen zelf wel zien dat de luxecars meestal nog geschifter rijden: die hebben goede vering en moeten dus niet constant inhouden voor de indische staat van de wegen…

Het landschap verandert verder van palmbomen naar gewone loofbomen. De lucht ruikt zelfs groener. Het is echt schitterend, zoveel groen en zoveel heuvels.  Het land van Tata wordt aan een stevig tempo ingenomen. Land van Tata? Jazeker. De theevelden die ik zie, zijn allemaal eigendom van Tatatea. De vrachtwagens van Tatamotors. Het is gek om tebedenken dat dit allemaal van een familie is.

Helaas komen met de bergen ook de haarspeldbochten dichter in de buurt.  Normaal kan ik echt veel verdragen in de auto en het is echt al van een van de laatste campingvakanties in Muhr (Frankrijk) geleden dat ik ziek werd in een voertuig. Vandaag dus niet. Zo ziek als honderdduizenman stap ik van de bus.

Katastroof indachtig doe ik m’n best om het vege lijf en leden zonder al te veel maaginhoudelijkverlies van de bus te reppen. De rikshawdriver die me opwacht en meer dan twee keer vraagt of ik een ritje en een kamer wil, mag tien minuten later mijn excuses komen halen. Ik vraag em wel at geld, want hij krijgt niet elke dag de kans om Vlaams te leren. Toeristen die in Munnar nu heel vriendelijk met “BOL AF TAFFELEIR” worden aangesproken: da’s Rakesh en hij bedoelt het echt wel goed.

Gelukkig  heb ik al een  boeking gemaakt en Ani van Edelweiss Adventures komt me netjes afhalen als ik hem bel. Ideaal, want het lijf kan echt even niet vooruit.
Hij weet me een kamer te regelen aan een schappelijke prijs en het driedagendurende vertier wordt geregeld alsof het niets is. Morgen (zondag) vertrekken om negen uur, dinsdag tegen een uur of twaalf gedaan. En dat ik dan nog iets anders kan doen als ik wil.

Awel, ik ga mezelf eerst afbeulen in de zon tussen de theeplantages en de jungle van Munnar en dan eh, dan ga ik mezelf Ayurvedisch laten masseren. Door een aziatisch schoonheidsideaal

Social Skills

Standard

Waar ik de voorbije week wat twijfelde aan de persoonlijke vaardigheden van mezelf, heb ik ook dat beeld moeten bijstellen. Wereldbeelden en zelfkennis: the times are a-changing…

De afgelopen twee maanden heb ik mezelf af en toe echt vervloekt. Waarom stap ik nu niet gewoon op die en die mensen af en waarom kan ik daar geen babbeltje mee doen? Waarom komt iedereen op reis altijd de meest waanzinige personen tegen en vind ik zelfs geen lamme straathond om kerstavond mee te vieren? Vakantielief en al, schoon, maar waarom wordt mijn kathedraal van een lichaam (vijftien kilo lichter, bruingebrand en ongeschoren) niet bestormd door elk oestrogeengedreven wezen?

Ik begon me echt al ongemakkelijk te voelen. Weg zelfbeeld, weg idee van “alleen reizen is vrienden maken”. Het leek me even allemaal teveel te worden om zo volledig alleen door het reizende leven te moeten gaan. Op de koop toe is mijn rugzak ook veel te groot en stop ik dat ding dus ook boordevol en is dat dus een bakbeest waarmee gesleurd moet worden. Een mens moet zich niet ongelukkig voelen in vergelijking met de miserie die ik de afgelopen maanden heb gezien, maar ik kwam toch in de buurt…

Tot ik van uit Varkala aan de de tocht naar het noorden begon.
Eerst de lokale bus op, samen met een stuk of honderd schoolkinderen. Lachen gieren brullen met de bengels, want die gekke blanke snul met zijn grote rugzak is echt wel een beetje belachelijk. Een praatje maken en van waar ben je en waar ga je naartoe en heb je een pen voor mij. Wat verder een andere bus, andere mensen maar ook hier overvol doch gelachen geblazen: Indiers zijn echt gekke mensen met gekke gewoonen en gekke capriolen.

Daarna de boot van Allepy tot in Kottayam. Een veerboot die dienst doet als bus op de backwaters. Een schijntje voor uren verier en schoon beelden en al. Als ik van de boot stap, staan er twee franse toeristen, die zaten ook op de boot maar dan van voor en ik van achter, te onderhandelen met een rikshawdriver. Zij willen naar het busstation en dan naar Cochin. Ha, zeg ik, ik ook.
Plots staat er ook een taxi die we aan halve prijs kunnen hebben tot in Cochin. 200 rupees per persoon, dus da’s geen geld voor bijna 100 kilometer airco-snel-reizen.

Gezellig koppel uit Parijs en toevallig wonen ze in de buurt waar ik enkele maanden geleden met Bea was. Dolle boel als het ware. Ik probeer zelfs een mondje frans te praten wat best wel meevalt. Maar toch is het gek: twee maanden in het engels denken en praten en dan plots nog wat frans ertussen. Daar mijn hypoyhalamus mijn talenknobbel heeft buitengesmeten om zelf meer groeiruimt te hebben, kan je je voorstellen dat het echt een breinbreker was.
Zij hebben een hotel geboekt, maar ik neem de ferry naar het toeristischere schiereiland Fort Cochin.

Lang leve de tropische nachten die tegen een uur of zes heel hun duistere macht tonen. Het is dan ook bijna op de tast en met horten en stoten dat ik de steiger vind. Gelukkig loop ik een duitse vader met zijn twee dochters tegen het lijf. Zij hebben ook geen idee waar te zoeken, maar wel een vaag vermoeden. Een klein lichtje in de duisternis dus, beter dan een donker hol om in te dabben, denk ik dan. Babbeltje en hop, de boot op.

Aan de andere kant er weer af en het plan was simpel: riksha driver zoeken, hotels laten bellen en een kamer laten regelen voor 200 rupee.
Schoon plan, maar da’s dan buiten India gerekend. Geen enkele riksha, zelfs geen enkele ziel op straat. Buiten dan de drie duitsers, Wannes en een koppel andere blanken. Of zij een plan hebben. Nope, maar dat we misschien wel nederlands kunnen spreken en samen een slaapplaats zoeken. Vet!

Toffe mensen, hebben al veel gereisd, maar dit hebben ze precies nog niet meegemaak: alles lijkt volzet. Tot we worden aangesproken door een gewiekste Indier: twee kamers, 650 rupee. En proper! En in’t centrum! En goedkoop!
Beestig plan en een echt goede kamer.

We gaan samen iets eten, babbelen een kot in de nacht en zien elkaar de volgende dag weer. Ook een koppel engelsen in ons huis en dat wordt een fijne avond: Kingfishers for all! Vandaag met drie de backwatervillages gezien en samen heerlijke pizza gaan eten.
Morgen gaan ze weg, naar Goa.
Ik zaterdag naar Munnar, kamperen en olifantje rijden en de zot uithangen.

Maar de clue van het verhaal: mijn sociale vaardigheden zijn best wel in orde. Alleen die oestrogeen gedreven beestjes dienen nog wat afgericht te worden…

Varka-la-la-la

Standard

De rugzak was gepakt, afscheid werd genomen.
Eventjes binnenspringen bij Paul en Werner voor een laatste belgische groet in Kovalam en een tasje koffie. Dat ik het er echt goed heb gehad en dat het fijn was en dat er aan alle mooie liedjes een einde komt.
Het was jammer om er weg te gaan. Ik heb er een schitterende maand beleefd en heel veel dingen geleerd, vooral op menselijk vlak. Dat ik er wil teruggaan staat buiten kijf, hopelijk lukt dat een van de komende jaren ook. Liefst binnen de vijf jaar, dan kan m’n paspoort twee indische visa’s bevatten…

Snel stoppen in Trivandrum (aka Thiruvanthapuram) voor een postpakket (de rugzak weegt al genoeg zonder de nieuwe en uitgelezen boeken) en dan de trein op naar Varkala.
Ondertussen krijgt m’n sluitspier het redelijk hard te verduren, want om de een of andere reden is’t weer van dat. Nu ja, lopen en laten lopen eh.
Maar helaas is dat niet zo handig als een mens trein en bus dient te nemen, dus een overdosis Immodium Instant (heerlijk van smaak trouwens) moet de redding zijn. Wat ook min of meer zo is… Min of meer, u leest het goed. Meer daarover in een volgende paragraaf.

Varkala ligt op slechts een steenworp (mits getrainde werpspieren) van Kovalam en wordt omschreven als het paradijs. Strand en religie en rust en dorps en niet zo heel toeristisch. Omdat ik graag een paar dagen strandvakantie wil zonder dikke, witte, mensgeworden hippopotamussen Engelsen strandt ik hier (die woordspeling, how jom!). De trein brengt me tot in het dorp, de bus tot aan de tempel en de benenwagen tot aan een groepje lokale jongeren.
Of ik een kamer zoek. Tja, een rugzak zo groot als de doorsnee Indier dient meestal niet om gezellig mee aan het strand te gaan liggen, dus ja. Maar dat ik slechts een beperkt budget heb. Geen probleem, 200 rupee lukt zeker zeggen ze.

We lopen verschillende huizen af, maar alles is volzet. Hoe meer huizen we voorbij lopen, hoe dichter we bij de zee komen en hoe hoger de prijs wordt, denk ik. Nu ja, laat dat geen probleem zijn voor er een prijs genoemd is.
Een kleine kamer,  schoon met gedeeld toilet en douche en pompbak buiten op het dak voor 200 rupees. Tja, dat ik dan wel verder zoek.  En  gewiekst als ze zijn, is  125 ook wel goed. Nice shot, denk ik dan.

Rugzak af, uitladen, muskietennet bouwen, t-shirt wisselen, gerief bijeen pakken en naar de beach!

Varka-la-la-la! Is het eerste dat in me opkomt als ik op het strand kom. Rustig! Proper! Gezellig! Echt, stukken beter dan Kovalam.
En de zee, zo wijds, zo wijds! En het strand, zo mooi! En de arenden, zoveel! En de restaurants, zo gezellig! En de verkopers, zo … niet aanwezig!
Er liggen een stuk of dertig mensen te zonnen, hier en daar iemand op een terras, een parasolletje of drie en twee redders. Allright!

Ook vandaag, zondag, is het er heerlijk rustig.
Wel toeristen, maar niet te veel. Ook minder arrogant dan in Kovalam. Ontbijt is ook hier best OK en de winkeltjes zijn wel open, maar niet opdringerig.
Ik heb het gevoel dat ik hier wel een hele week kan rondhangen.

Mocht je in India zijn en een strandvakantie willen en naar Kovalam willen gaan: doen! Bezoek SISP, zeg goeiedag aan Paul en Werner, leg je op het strandje aan het Rockholm Hotel (links van de vuurtoren) en wandel af en toe eens langs Kovalam Beach. Ga iets eten in de Lonely Planet of in Spice Village en drink een pintje in de bar van Raja Hotel.
Maar ga na drie dagen naar Varkala, zoek een kamer en geniet van het strand en de zee en de zon en alles. Echt, dit is een aanrader!