houston, we have a situation

Standard

Aangezien mijn familie nogal internationaal is (chinees zusje, binnenkort Ethiopsch broertje, Wannes in india, een ouderpaar in Mexico) is het niet zo gek om gekke bedragen uit te geven aan telefoonkosten. En toch doen we dat. Om wat van elkaar te horen, om nog eens nederlands te spreken,…

Zonet kreeg ik telefoon van de ene helft van de ouders. ze zitten in mexico met hun gat in de spreekwoordelijke boter en vonden dat het na een week wel eens tijd was om iets te laten horen. Dat ze nieuws hadden. Dus ik, benieuwd en nieuwsgierig als een  vrouw bij tijd en wijlen, luisterde gespannen.

Dat mijn oudste zusje in het ziekenhuis ligt. Lisanne, schat van een zus en even zot als de rest van de familie (buiten mezelf dan, want ik, ik ben de normaalste mens van de wereld) had een turnaccidentje.
Ze maakte een salto en landde, niet zoals het hoort wegens compleet met zottigheid overgoten, met haar knie in haar oog. Het is eens iets anders, niet?

Resultaat: oogkas in frut vaneen, spierweefsel geklemd in de  daardoor ontstane barst en een oog waarmee gemakkelijkheidshalve eerder cricket dan tafeltennis mee gespeeld zou kunnen worden.

De jongedame is gisteren naar het operatiekwartier gereden, heeft zich laten inslapen en de wonderdokter heeft het accefietje hersteld. Nee, hij heeft eens heel lelijk naar dat spierweefsel gekeken en gezegd dat het maar gedaan moet zijn met  kamperen in een gebarsten oogkas,.
Want genezen is het nog niet, daar heeft de natuur natuurlijk weer wat meer tijd voor nodig.

Maar afgezien van dat slechte nieuws gaat het vlotjes in Mexico. Dat wist moeder in een halve minuut te vertellen. De andere tien minuten gingen over ziekenhuizen, beter in belgie dan in india en oogkassen met spierweefsel ertussen (klinkt een beetje als een croque cannibal…)

Qua situation valt het dus uiteindelijk wel mee, maar ik ben toch een beetje droevig want ik kan mijn oudste zusje geen verhaaltjes voorlezen en voor haar zorgen en naast haar ziekenbed zitten om haar te pesten. Want dat horen broers nu eenmaal te doen.

Gelukkig  is  de andere broer van de  juffrouw morgen thuis van de grote stad en kan hij de verantwoordelijkheden van  gezinsoudste waarnemen.  Hij kan dat hoor, want hij is een echte chiroleider zoals ze die alleen in Meer kweken…

Goa

Standard

Het vliegtuig was een minuutje of vijf te vroegdus dat viel enorm mee. Echt, de binnenlandse lowcost maatschappijen zijn echt goed. En dus stond ik gisteren  om 13u buiten in Goa, overrompeld door taxichauffeurs die me voor slechts vijfhonderdrupee naar Panjim zouden brengen.

Gelukkig bestaat er hier een systeem van prepaid taxi’s zodat alles min of meer officieel gebeurd. Maar dat was ook we een redeijke hap uit het budget. Dan maar wat besparen op de kamer? Ja, dag jan. Geen goedkope kamers in de hoofdstad van deze staat! En alles vol ook. Verdikke, het budget slinkt met rasse schreden. Want wie niet werkt (of zo onnozel is om gratis te gaan werken…) die krijgt geen geld e.

Snel snel alles op een hoop gegooid, sletsen aan, zonnebril op en gaan. Tourismus eerste klas, mocht je ooit lessen nodig hebben…
Waar Ford Cochin redelijk europees aandeed, is Panjim volledig Portugees. Zelfs het taaltje is een beetje van verstaanbare woorden voorzien. En ook de kerkjes in de stad ogen oer-europees. Het is een beetje een gek gevoel, zo ver van huis en toch een streepje bekendheid. Maar het wordt nog gekker!

Tegen een uur of zes duik ik een lokale bar in om een fris pintje te drinken. Aangezien alcohol in heel India een redelijk taboe is, was het de voorbije maanden niet zo simpel om ergens iets gaan drinken. En gezellig was het al helemaal niet; in elk geval niet gezellig genoeg om alleen te gaan zitten en wat te wauwelen met de locals. Maar Goa, dat is anders.

Een pintje, een boek en ik was volledig afgesloten van de wereld. Of toch niet helemaal: mijn oor vangt een bekend klankje op. Achter mij wordt er namelijk met een accent “Belgium” gezegd. Wanneer ik me omdraai, blijkt er een franstalige Brusselaar te zitten. Nice!

Zijn nederlands is niet zo goed, zijn engels ook niet en dus doe ik een poging tot franse klanken. Als zijn reisgenoot er een kwartier later ook komt bijzitten, is de avond helemaal een succes.
Vincent en Nicolas zijn twee beste vrienden ergens in de dertig. Ze zijn nu aan week drie van vijf bezig en vliegen op 28 januari terug naar Brussel.

Lachen en drinken en onnozle praat, het doet deugd om met Belgen op cafe te zitten. Wat taalprobleem? We spreken een mengelmoes van frans, engels en nederlands en we vermaken ons als kinderen in een speeltuin. Tegen negen uur gaat Vincent huiswaarts wegens te moe en denken de oveblijvers aan de innerlijke mens: die moet ook gevoed worden!

Seafood en rijst, het is een persoonlijke favoriet. Het is echt een super gezellige avond: La Belgique c’est fantastique! Nicolas belooft dat hij me op een dag Brussel gaat laten zien zoals een inwonr het ziet. Want de hoofdstad van een land, die moet iedereen kennen, zo vindt hij.
Dat hij in de Rue Aerschot woont, vind ik geen enkel probleem: lijkt een beetje op onze Falconbuurt…

Tegen elf uur nemen we afscheid, wisselen we van e-mailadres en gaan we elk onz igen weg. Dat moet toch zo zijn geweest, want vanmorgen lag ik in mijn bed.
En niet alleen: de een of andere slinkse kater had blijkbaar een kattenluikje ontdekt ergens in mijn hoofd en had zich daar genesteld.

Nu ja, dan maar met twee naar Old Goa. Samen is altijd fijner, zeker als je alleen reist. Old Goa, werelderfgoed van Unesco en al, is eigenlijk niet veel meer dan een paar oude kerken (wel super goed onderhouden en megachique) en een museum. Maar het museum is gesloten op vrijdag, dus zijn we redelijk snel uitgekeken.

Terwijl ik een beetje zit te lezen, moet mijn kater een fantastisch kattinetje gezien hebben, want wanneer ik de bus neem ben ik weer geheel alleen. Dat spaart dan weer reiskosten.
Ja, Goa. Schoon en plezant.

Morgen naar het strand voor een week en dan naar Bangalore en dan naar Pavagada en dan naar Bangalore en dan naar Belgie. Is het normaal dat ik daar eigenlijk heel erg naar uitkijk?

Toddy

Standard

angezien het vandaag een rustdag was in Fort Cochin, werd er echt wat verlof gehouden: kuieren, boeken kopen, museumpje doen, mailen, foto’s maken.
Een terraske, lezen,thuis komen, de was doen en nog wat lezen.

Komt de huisbaas langs en we maken een praatje.
Op de weg van Munnar naar Cochin had ik hier en daar een bordje zien staan met ” ?????” of “Toddy“. Geen idee wat ht was, maar het zag er een beetje louche uit.

De huisbaas verschiet van kleur, veert recht en zegt dat Toddy een echte Keralese specialiteit is. En dat ik het echt eens moet proeven, dit kokosnotenbier. Hij rijdt de auto voor en samen rijden we naar een duister kraampje in een straatje dat eerder door het leven moet gaan als steegje…

Allemaal indische mannen kijken raar naar het blanke schepsel dat hier binnenwandelt. Gelukkig is de huisbaas bevriend met de barman van dienst en krijgen we een grote fles van het spul voorgezet. De huisbaas vertelt vlotjes dat het rechtstreeks van de kokospalm in flessen wordt gedaan en dat er niets meer mee gebeurt daarna.
Dat de alcohol dus in de boom zit…

Het ziet eruit als waterige melk, het ruikt naar iets dat al een tijdje in het zonnekeopde venterbank heeft gelegen en het smaakt zoals mijn eerste slok Geuze ooit smaakte. Niet direct schitterend, maar de tweede slok is al meer van wat een mens van een drankje verwacht. Slok drie en vier vallen ook nog mee en slok vijf is zelfs goed.
Een eerder speciale afdronk, dat wel.

Ik mag de fles voor een halve euromee huiswaarts takelen en daar verder opslurpen. En of ik een plastic fles kan laten vullen voor de vrienden. Helaas, het spul blijft maximum twee dagen goed. Maar, zo verhaalt de barman, in Goa heb je echt goed spul, feni. En dat  kan je wel mee naar Belgie vliegen.

U weze gewaarschuwd, want wat wil het toeval?
Wannes vliegt morgen naar Goa!
Alwaar het volgens de huisbaas stikt van de “cheap russian girls”…

Teafields forever

Standard

Weg met de Beatles, leve Tata!
Niet dat ze hier geen aardbeien hebben (vandaag een veld vol rode eerlijkheden gezien) maar het is toch niet forever. Die aardbeien smaken dan ook naar van die waterige spaanse prullen…

Nee, dan theevelden. Om negen uur indische tijdrekening (dat is dus nog iets anders dan de tijdrekening van een europeaan in India) komt de gids me oppikken voor een eerste wandeling.  Eerts met de driewieler naar de startplaas en dan: gaan glijk nen trein!

Dacht ik toch. Ik moet na enkele meters vaststellen dat mijn stappen net iets tegroot zijn voor de kleine beentjes van Raja, de gids. Want net als bijna elke Indier is ook Raja gemaakt naar de grote van de bussen: hij kan zonder problemen zitten en rechtstaan in die dingen, ik daaentegen zit ofwel met m’n knieen vast ofwel met het kopke (D’er sta begot geen haar meer op!) .

Dus houd ik m’n pas een beetje in en oneveer samen komen we na drie kwartier stijl omhoog (een beetje als de Devil’s Staircase, u weet wel)  bovenop de top. Wat een zicht! Theevelden zover het oog rijkt. En bergen en wolken ertussen. Onbeschrijfelijk.

Als we een redelijk verse olifantendrol tegenkomen, klopt m’n hartje een beetje sneller: misschien zien we wel van die grijze dikhuiden! De realiteit bleek echter iets minder rooskleurig. Jammer, maar een schoon zicht is voor mezelf echt al wel goed.

Een stevige lunch,  een half uurke rust en hoppa: gaan met de beentjes! Heuvel af, heuvel op en dan eindelijk echt tussen de theeplanten. Een bron, een pad en theeplanten. En een schroeiende zon: de bovenkant van m’n handen is zo verbrand als een potje houtskool…

Als we om vier uur op de campingsite aankomen, staat er nog geen tent.  Ik wil dat ding maar al te graag mee opzetten, maar Raja staat erop dat ik mee ga naar zijn huis voor een kopje thee. Garden fresh sir!

De tent staat en dat is maar goed ook: het is ijskoud in Munnar! Overdag dertig graden, ‘s nachts drie. Gelukkig wordt er niet te lang gewacht met het eten en kruipen we om negen uur verkleumd maar tevreden in de slaapzak. De nacht gaat aan mij voorbij zonder een enkee keer wakker te worden. Ik ben om half zeven dan ook uitermate uitgerust.

Dag twee begint met vertraging want Paul gaat ook mee. Hij is een 52 jaige Brit die eigenlijk hier komt om te paragliden, maar de wind staat blijkbaar verkeerd. Dan maar trekken, dacht de kerel. Hij eek echter vies op z’n neus toen hij de eerste heuvel mee op ging.
Door een foutje van de gids moesten we helaas hetzelfde pad (een uur klimmen) weer af en een ander weggeltje op.

Jawadde, het was de moeite! Waar de Heer zijn moed vandaan heeft gehaald ik weet het niet, maar de hinduistische goden hebben verdikke goed hun best gedaan!
Lord of the Rings achtige tafrelen zouden hier perfect kunnen plaatsvinden.

Als we wat later weer door de theevelden lopen,  knakt er iets in m’n rechterknie. What the bloody hell?
Blijkbaar is er wat kraakbeen verschoven.
Ik besluit dan ookom morgen maar niet van trekkertrek t gaan doen en me vanavond op een massagetafel te leggen in plaats van in een koude tent.

Maar die theevelden, manneke, da’s echte kunst. Als bomzaiboompjes, maar dan in honderdduizendmiljardvoud. Een landschap waar Aslan zelfs niet van droomde toen hij Narnia bij elkaar zong…

Wat?
Foto’s?
Ja hoor, als ik breedband vind…

Gelijk een krab zo mottig

Standard

Toen ik vanmorgen om kwartje van de zessen de deur van het heerlijke kamertje in Fort Cochin achter me liet, was ik vol goede moed. Nieuwe horizonten verkennen, zowel letterlijk als figuurlijk. Ik trek namelijk het binnenland van India in, meer bepaald naar Munnar.

Dat ligt een heel eind van de kust weg, dus een busritje van een uur of zes is maar heel gewoon. Op zich geen probleem, want we hebben tijd. We, dat is dan Wij, Wannes.
Kilometer na kilometer zie ik de streek veranderen.

Het begint bij het dichttrekken van de deur. Ik loop door het nog donkere maar ontwakende Fort Cochin. Dit is de meest europees aandoende stad die ik tot nu toe in India heb gezien. De afgelopen dagen waande ik me dan ook meer op een eiland in de Middellandse Zee dan in India. Het was er echter zeer zeker de moeite en ik kom hier zeker terug.
De volgende stap is de ferry.  Samen met een koppel Duitsers (ja hoor, ook ik zie de analogie met m’n aankomst hier…) verlaat ik het Fort en loop ik naar het busstation. Zij nemen een andere bus en ik wacht even alleen.

Daar het bussation in Ernakulam ligt, is het hier al terug India. Echt India: chaotisch, rommelig, gezellig. Het is een beetje te vergelijken met de buurt rond de Grote Markt in Antwerpen en ons eigen schone stekje in het Schipperskwartier. Ik weet wel welke het gezelligst is…

Terwijl ik op de bus sta te wachten (ook hier hebben die vaste vertrekuren) vraagt een Engelsman of het een goed idee is om met het openbaar vervoer te reizen. Mwoa ja, zeg ik hem, het is echt wel lachen, maar verder is het als al het verkeer eh: geschift. De man vindt dat ik dan ook geschift ben om de bus te nemen en hij en zijn reisgezel besluiten de airco variant te nemen. Geld speelt geen rol, dus ik hou alle goeie raad voor mezelf. Ze zullen zelf wel zien dat de luxecars meestal nog geschifter rijden: die hebben goede vering en moeten dus niet constant inhouden voor de indische staat van de wegen…

Het landschap verandert verder van palmbomen naar gewone loofbomen. De lucht ruikt zelfs groener. Het is echt schitterend, zoveel groen en zoveel heuvels.  Het land van Tata wordt aan een stevig tempo ingenomen. Land van Tata? Jazeker. De theevelden die ik zie, zijn allemaal eigendom van Tatatea. De vrachtwagens van Tatamotors. Het is gek om tebedenken dat dit allemaal van een familie is.

Helaas komen met de bergen ook de haarspeldbochten dichter in de buurt.  Normaal kan ik echt veel verdragen in de auto en het is echt al van een van de laatste campingvakanties in Muhr (Frankrijk) geleden dat ik ziek werd in een voertuig. Vandaag dus niet. Zo ziek als honderdduizenman stap ik van de bus.

Katastroof indachtig doe ik m’n best om het vege lijf en leden zonder al te veel maaginhoudelijkverlies van de bus te reppen. De rikshawdriver die me opwacht en meer dan twee keer vraagt of ik een ritje en een kamer wil, mag tien minuten later mijn excuses komen halen. Ik vraag em wel at geld, want hij krijgt niet elke dag de kans om Vlaams te leren. Toeristen die in Munnar nu heel vriendelijk met “BOL AF TAFFELEIR” worden aangesproken: da’s Rakesh en hij bedoelt het echt wel goed.

Gelukkig  heb ik al een  boeking gemaakt en Ani van Edelweiss Adventures komt me netjes afhalen als ik hem bel. Ideaal, want het lijf kan echt even niet vooruit.
Hij weet me een kamer te regelen aan een schappelijke prijs en het driedagendurende vertier wordt geregeld alsof het niets is. Morgen (zondag) vertrekken om negen uur, dinsdag tegen een uur of twaalf gedaan. En dat ik dan nog iets anders kan doen als ik wil.

Awel, ik ga mezelf eerst afbeulen in de zon tussen de theeplantages en de jungle van Munnar en dan eh, dan ga ik mezelf Ayurvedisch laten masseren. Door een aziatisch schoonheidsideaal

Social Skills

Standard

Waar ik de voorbije week wat twijfelde aan de persoonlijke vaardigheden van mezelf, heb ik ook dat beeld moeten bijstellen. Wereldbeelden en zelfkennis: the times are a-changing…

De afgelopen twee maanden heb ik mezelf af en toe echt vervloekt. Waarom stap ik nu niet gewoon op die en die mensen af en waarom kan ik daar geen babbeltje mee doen? Waarom komt iedereen op reis altijd de meest waanzinige personen tegen en vind ik zelfs geen lamme straathond om kerstavond mee te vieren? Vakantielief en al, schoon, maar waarom wordt mijn kathedraal van een lichaam (vijftien kilo lichter, bruingebrand en ongeschoren) niet bestormd door elk oestrogeengedreven wezen?

Ik begon me echt al ongemakkelijk te voelen. Weg zelfbeeld, weg idee van “alleen reizen is vrienden maken”. Het leek me even allemaal teveel te worden om zo volledig alleen door het reizende leven te moeten gaan. Op de koop toe is mijn rugzak ook veel te groot en stop ik dat ding dus ook boordevol en is dat dus een bakbeest waarmee gesleurd moet worden. Een mens moet zich niet ongelukkig voelen in vergelijking met de miserie die ik de afgelopen maanden heb gezien, maar ik kwam toch in de buurt…

Tot ik van uit Varkala aan de de tocht naar het noorden begon.
Eerst de lokale bus op, samen met een stuk of honderd schoolkinderen. Lachen gieren brullen met de bengels, want die gekke blanke snul met zijn grote rugzak is echt wel een beetje belachelijk. Een praatje maken en van waar ben je en waar ga je naartoe en heb je een pen voor mij. Wat verder een andere bus, andere mensen maar ook hier overvol doch gelachen geblazen: Indiers zijn echt gekke mensen met gekke gewoonen en gekke capriolen.

Daarna de boot van Allepy tot in Kottayam. Een veerboot die dienst doet als bus op de backwaters. Een schijntje voor uren verier en schoon beelden en al. Als ik van de boot stap, staan er twee franse toeristen, die zaten ook op de boot maar dan van voor en ik van achter, te onderhandelen met een rikshawdriver. Zij willen naar het busstation en dan naar Cochin. Ha, zeg ik, ik ook.
Plots staat er ook een taxi die we aan halve prijs kunnen hebben tot in Cochin. 200 rupees per persoon, dus da’s geen geld voor bijna 100 kilometer airco-snel-reizen.

Gezellig koppel uit Parijs en toevallig wonen ze in de buurt waar ik enkele maanden geleden met Bea was. Dolle boel als het ware. Ik probeer zelfs een mondje frans te praten wat best wel meevalt. Maar toch is het gek: twee maanden in het engels denken en praten en dan plots nog wat frans ertussen. Daar mijn hypoyhalamus mijn talenknobbel heeft buitengesmeten om zelf meer groeiruimt te hebben, kan je je voorstellen dat het echt een breinbreker was.
Zij hebben een hotel geboekt, maar ik neem de ferry naar het toeristischere schiereiland Fort Cochin.

Lang leve de tropische nachten die tegen een uur of zes heel hun duistere macht tonen. Het is dan ook bijna op de tast en met horten en stoten dat ik de steiger vind. Gelukkig loop ik een duitse vader met zijn twee dochters tegen het lijf. Zij hebben ook geen idee waar te zoeken, maar wel een vaag vermoeden. Een klein lichtje in de duisternis dus, beter dan een donker hol om in te dabben, denk ik dan. Babbeltje en hop, de boot op.

Aan de andere kant er weer af en het plan was simpel: riksha driver zoeken, hotels laten bellen en een kamer laten regelen voor 200 rupee.
Schoon plan, maar da’s dan buiten India gerekend. Geen enkele riksha, zelfs geen enkele ziel op straat. Buiten dan de drie duitsers, Wannes en een koppel andere blanken. Of zij een plan hebben. Nope, maar dat we misschien wel nederlands kunnen spreken en samen een slaapplaats zoeken. Vet!

Toffe mensen, hebben al veel gereisd, maar dit hebben ze precies nog niet meegemaak: alles lijkt volzet. Tot we worden aangesproken door een gewiekste Indier: twee kamers, 650 rupee. En proper! En in’t centrum! En goedkoop!
Beestig plan en een echt goede kamer.

We gaan samen iets eten, babbelen een kot in de nacht en zien elkaar de volgende dag weer. Ook een koppel engelsen in ons huis en dat wordt een fijne avond: Kingfishers for all! Vandaag met drie de backwatervillages gezien en samen heerlijke pizza gaan eten.
Morgen gaan ze weg, naar Goa.
Ik zaterdag naar Munnar, kamperen en olifantje rijden en de zot uithangen.

Maar de clue van het verhaal: mijn sociale vaardigheden zijn best wel in orde. Alleen die oestrogeen gedreven beestjes dienen nog wat afgericht te worden…

Varka-la-la-la

Standard

De rugzak was gepakt, afscheid werd genomen.
Eventjes binnenspringen bij Paul en Werner voor een laatste belgische groet in Kovalam en een tasje koffie. Dat ik het er echt goed heb gehad en dat het fijn was en dat er aan alle mooie liedjes een einde komt.
Het was jammer om er weg te gaan. Ik heb er een schitterende maand beleefd en heel veel dingen geleerd, vooral op menselijk vlak. Dat ik er wil teruggaan staat buiten kijf, hopelijk lukt dat een van de komende jaren ook. Liefst binnen de vijf jaar, dan kan m’n paspoort twee indische visa’s bevatten…

Snel stoppen in Trivandrum (aka Thiruvanthapuram) voor een postpakket (de rugzak weegt al genoeg zonder de nieuwe en uitgelezen boeken) en dan de trein op naar Varkala.
Ondertussen krijgt m’n sluitspier het redelijk hard te verduren, want om de een of andere reden is’t weer van dat. Nu ja, lopen en laten lopen eh.
Maar helaas is dat niet zo handig als een mens trein en bus dient te nemen, dus een overdosis Immodium Instant (heerlijk van smaak trouwens) moet de redding zijn. Wat ook min of meer zo is… Min of meer, u leest het goed. Meer daarover in een volgende paragraaf.

Varkala ligt op slechts een steenworp (mits getrainde werpspieren) van Kovalam en wordt omschreven als het paradijs. Strand en religie en rust en dorps en niet zo heel toeristisch. Omdat ik graag een paar dagen strandvakantie wil zonder dikke, witte, mensgeworden hippopotamussen Engelsen strandt ik hier (die woordspeling, how jom!). De trein brengt me tot in het dorp, de bus tot aan de tempel en de benenwagen tot aan een groepje lokale jongeren.
Of ik een kamer zoek. Tja, een rugzak zo groot als de doorsnee Indier dient meestal niet om gezellig mee aan het strand te gaan liggen, dus ja. Maar dat ik slechts een beperkt budget heb. Geen probleem, 200 rupee lukt zeker zeggen ze.

We lopen verschillende huizen af, maar alles is volzet. Hoe meer huizen we voorbij lopen, hoe dichter we bij de zee komen en hoe hoger de prijs wordt, denk ik. Nu ja, laat dat geen probleem zijn voor er een prijs genoemd is.
Een kleine kamer,  schoon met gedeeld toilet en douche en pompbak buiten op het dak voor 200 rupees. Tja, dat ik dan wel verder zoek.  En  gewiekst als ze zijn, is  125 ook wel goed. Nice shot, denk ik dan.

Rugzak af, uitladen, muskietennet bouwen, t-shirt wisselen, gerief bijeen pakken en naar de beach!

Varka-la-la-la! Is het eerste dat in me opkomt als ik op het strand kom. Rustig! Proper! Gezellig! Echt, stukken beter dan Kovalam.
En de zee, zo wijds, zo wijds! En het strand, zo mooi! En de arenden, zoveel! En de restaurants, zo gezellig! En de verkopers, zo … niet aanwezig!
Er liggen een stuk of dertig mensen te zonnen, hier en daar iemand op een terras, een parasolletje of drie en twee redders. Allright!

Ook vandaag, zondag, is het er heerlijk rustig.
Wel toeristen, maar niet te veel. Ook minder arrogant dan in Kovalam. Ontbijt is ook hier best OK en de winkeltjes zijn wel open, maar niet opdringerig.
Ik heb het gevoel dat ik hier wel een hele week kan rondhangen.

Mocht je in India zijn en een strandvakantie willen en naar Kovalam willen gaan: doen! Bezoek SISP, zeg goeiedag aan Paul en Werner, leg je op het strandje aan het Rockholm Hotel (links van de vuurtoren) en wandel af en toe eens langs Kovalam Beach. Ga iets eten in de Lonely Planet of in Spice Village en drink een pintje in de bar van Raja Hotel.
Maar ga na drie dagen naar Varkala, zoek een kamer en geniet van het strand en de zee en de zon en alles. Echt, dit is een aanrader!

Symboliek

Standard

Een jaar afsluiten op de manier zoals ik heb gedaan, kan niet anders dan een teken aan de wand zijn. Deze dag zal me ongetwijfeld nog lang heugen en niet alleen omdat ik me zo onnoemelijk slecht heb gevoeld. Deze dag heeft ook alles gehad wat ik in 2007 te verwerken had: een bitter jaar met een bitter einde.

Ik denk niet dat er ooit al een jaar was waarin ik klappen van zulke orde kreeg als het afgelopen jaar. De positivo in mij heeft het geregeld hard te verduren gekregen en ik hoop dat dat toch niet meer hoeft.

Ook habben de momenten van de dag een soort van synchronisatie met de tijd van het jaar: het begin viel nogal mee. Half drie ‘s nachts kwam overeen met ergens einde maart. Enkele uren later was ik echter doodziek: juni. Juli. Augustus.
Daarna ging het gelukkig terug wat beter.

Ook: op de juiste momenten kreeg ik sms’en telefoon uit belgenland van vrienden en familie, net zoals ze er in 2007 op de juiste momenten waren.
Terwijl ik er zo over nadenk, is het wel fijn om eens goed ziek te zijn!

Maar het mooiste is dat ik op 01 januari 2008 fris ls een hoentje, doch nog wat slappekes, kan wakker worden.
Als ik de symboliek van de afgelopen dag verder trek, belooft het een zeer schoon en uitermate plezant jaar te worden. En dat zal niet alleen aan mij liggen.

Want dankzij jullie, mijn lieve familie en talrijke fijne vrienden en vriendinnen, heeft mijn leven het afgelopen jaar geen moment alle kleur verloren.
Het is dankzij jullie dat ik me keer op keer gesterkt voelde om door te gaan waar ik liever diep in m’n bed kroop.
Het is dankzij jullie dat ik me tegen het einde van 2007 (of toch voor ik naar India roeide) potvolsnotjes weer vol leven voelde.
Het is dankzij jullie dat ik nu enorm veel zin heb om samen met jullie een spetterend 2008 waar te maken.

Lieve familie en vrienden: een welgemeend en waarachtig gelukkig en gezond en spetterend nieuwjaar!

Het venijn zit ’em in de staart

Standard

‘t Is te zeggen.
31 december 2007 begint op een voor mensen van mijn stand, orde en kaste onnoemelijk vroeg uur. Niet dat ik iets tegen de ochtendstond heb (integendeel) maar lat het dan alstublieft een beetje gepland zijn.

Om 02.31 word ik rillend wakker en vraag me af wat die gekke smaak in m’n mond is. Twee seconden later besef ik dat het bijna te laat is en loop alsof m’n leven ervan afhangt: halverwege de badkamer (het is geen romeinse badzaal, maar toch) komt er een eerste golf maaginhoud naar boven. De toiletpotkleur is van wit naar geelgroen gegaan. Een tweede gplf kondigt zich aan en ondertussen ben ik dicht genoeg genaderd om min of meer deftig te mikken. Ook nummer drie en vier doen hun intrede zodat ik leeg en zwetend als een koortsig paard achterblijf.

Leeg? Met moeite kan ik me op tijd omdraaien om het achterpoortje even open te zetten. Een stroom als was het de Ganghes himself maakt eveneens deel uit van de wc-inhoud. Diarree van de fijnste soort: geen brokken, geen vlokken. Alleen maar zeewater zo lijkt het wel. Ook hier is eentje niet genoeg. A cobra always strike twice, they say.
180 graden draaien want de maag pompt weer wat op.
Ik ril, beef en zweet als had ik Shiva zelf tegen me in het harnas gejaagd.

Ik heb er op dat moment geen idee van waar ik de oorzaak van de leegloop moet zoeken. Iets verkeerds gegeten? Teveel gedronken? Salmonella? Malaria? Virussen? Wormen? Vervloekt? Ik heb er geen idee van. Een beetje opfrissen en het toilet proper maken (leve de gatsproeier in India!) geven me net iets teveel om handen om na te denken.

M’n mond spoelen is ook aan de orde:  waar overgeven sowieso al niet echt m’n favoriete bezigheid is vanwege de maag die dubbel plooit, de maagzuren en de gal die branden in de mond en de onbeschrijflijke pijn ergens ter hoogte van de nifkin, is dit nog net een klasse erger. Weet je, het spouwen van pikant voedsel is, net als langs de andere kant, een enorm pijnlijke zaak.

Slapen zit er voor de rest van de nacht niet meer in en de porseleinen vriend wordt nog tot tweemaal toe stevig omarmd.
Elke slok water komt er in tweevoud terug uit: eentje langs voor, eentje langs achter. Ik ben dan ook dolgelukkig als het daglicht vertelt dat ik nar de winkel kan gaan om cola en water. Cola en water, cola en water: het gonst in m’n hoofd.

Als een grote jongen zet ik aan voor de winkelwandeltocht. Rugzak, mentaal lijstje, geld. Helaas is ook dit geen eenvoudige expeditie. Ik ben de trap nog niet half af of de sluitspier wordt danig op proef gesteld. Lopen en leeglopen. Poging tweehaalt het tot aan de voordeur, maar daar is de gekke zoete smaak weer in m’n mond. Lopen en leeglopen.
Drie maal is scheepsrecht: ik stap in m’n sleffers en merk dat ik  de rugzak nog boven ligt. Ik ben kapot en moet eerst even gaan liggen om uit te rusten.

Alle krachten lijken opgebruikt nu. Ik sleep me dan ook  naar de winkel en met een laatste krachtinspanning betaal ik alles. Zoals steeds neemt de mevrouw van de winkel ook nu haar tijd, maar anders dan anders erger ik me dood. Zo voel ik me althans.
De weg naar huis lijkt eindeloos te duren.

Volledig bezweet en doodop laat ik me op bed vallen. Een slok water is wat er nodig lijkt. Een halve minuut later geeft de maag echter te kennen dat ze niet gediend is met water. Een straal kots waar Guest House Paradiso (see the movie!) een puntje aan kan zuigen. Estethisch gezien een schoon kleurke, maar helaas ben ik niet echt in dat soort stemming.

Het is jaren geleden dat ik me zo miserabel heb gevoeld. Tot slot komt er ook nog een koorts opzetten: als je gewoonlijk leeft aan 35.4 doet 37.8 heel vies. Zweten, rillen en gebroken.
Cola to the rescue!  Als bij wonder blijft het goedje (zonder gasbellen natuurlijk) netjes in de maag.
Ik meld Paul dat ik niet langskom vandaag: hondsziek. Hij vertelt me dat er een soort van virus in de lucht zit: maximum twee dagen koorts en dan genezen. Klinkt op dat moment redelijk mooi, hoewel ik er nog geen goed oog in heb.

Een beetje Immodium, wat Mottilium en twee dikke roze Brufen’s met prikloze cola blijkt de genezende cocktail te zijn. Ik slaap tot ergens in de namiddag en merk dat een koude douche echt wel een helend effect kan hebben: de koorts zakt even een volledige graad. Helaas komt ze wat later volledig terug.

Het is verdorie Oudjaar en ik lig om zeven uur te wachten om in slaap te vallen. Aangezien het strand en bijhorende luidruchtige feesten  slechts een boogscheut van me verwijderd zijn, is inslapen niet vanzelfsprekend. Dat, in combinatie met veel dagslaapjes en een gebrek aan beweging maken de marteling dan nog net iets erger dan ik had gedacht: wakker liggen tot middernacht. Een paar mensen van goede wensen voorzien per sms (en antwoorden ontvangen) en m’n temperatuur meten zorgen voor hoop in 2008!
Koorts is wat gedaald en de mensen die ik graag zie hebben een fijn feest maar beloven wat feestgedruis te bewaren voor later.

Al bij al is het de schraalste en saaiste en eenzaamste en miserabelste laatste dag van een jaar die ik ooit hoop mee te maken.

It’s the end of the world as I saw it

Standard

Stel je voor dat je op het einde van de wereld staat.
Niet gemakkelijk, wel?
Ik heb er iets minder last mee, eerlijk gezegd.

Een halve dag geleden stond ik ook nog op het laatste stukje wereld. Het laatste stukje voor de zuidpool.
Enkel water en zee.
Enkel water en drie (3!) zeeen.
De Arabische Zee, de Golf van Bengalen en de Indische Oceaan. De Zee van Onam wordt ook erges genoemd, maar geen idee waar die nog ligt: ik heb er maar drie gezien.

Nu ja, gezien. Ik vermoed dat het punt waar een hoopje (met miljoenensteden in het land is een paar duizend slechts een hoopje) toeristische indiers met al hun kleren (AL HUN KLEREN!) in het water staan ter ere van wie weet wat, dat daar het driezeeepunt moet zijn.

Indisvhe toeristen. Een gekke soort. Anders dan andere indiers, enders dan andere toeristen.
Drummen, duwen trekken om maar eerst op de overzetferry te zitten.
Vaders die oude vrouwtjes opzij duwen om dan vanop een vertrekkende boot naar vrouw en kinderen wuiven om hen toch maar te tonen dat ze de race gewonnen hebben. Moedertjes die gemakkelijk voor kreupele bedelaar kunnen doorgaan die plots een stevige elleboog tussen de ribben planten. Of toch naar die ribben mikken, want mezelf in verhouding tot de gemiddelde medemens hier, het is een verschil…

Echt, het leren in de rij staan hadden de engelsen hier echt mogen achterlaten. In plaats van het links rijden bijvoorbeeld.

Maar qua tourismus: Schoon. En imposant. En Gandhi. En kraampjes met plastic toerstenrommel. En lekker en goedkoop eten (40 cent voor een meer dan overvloedige maalrijd…). En zonsondergang.

Hoewel, zonsondergang. Ik had er iets meer van verwacht.
Maar de sunrise deze morgen! FOWK!
Zo graaf!
Foto’s zeggen meer denk ik.

Overseas

Standard

Vrijdagavond, half acht.
Ik sta, samen met Paul en zeven dansrs van SISP, te wachten op de taxi. Wachten op de taxi, maar ondertussen gebeurt er zoveel meer dan wachten!

Babbelen en zwanzen en dollen enlachen.
Het is in zijn gheel niet vervelend eigenlijk, dat wachten.
Als een van de dansers plots opmerkt dat mijn ogen zo gek zijn, begrijp ik er geen snars van. Gelukkig valt mijn paisa net op tijd: mijn iris en pupil zijn verschillend van kleur. En dat heeft de brave jongen nog nooit gezien!

Het moet voor hem een beetje geweest zijn als toen ik de eerste keer met mijn zwarte buurjongen in de zandbak speelde: geke ervaring!

Om kwart voor acht is de taxi er en kunnen we naar de Trivandrum Golf Club voor een avondje uit met de mnsen uit overzeese gebieden die nu hier in de buurt wonen. Veelal mensen uit het Verenigd Koninkrijk, maar ook enkele Nederlanders en een Belg.
Op zich wel fijne mensen en ik verveel me dan ok geen seconde bij hen.

Lekker eten, een pintje en een klapke doen. Dat is nu eens echt lang geleden seh.

De jongens va de dansgroep zijn echter een beetje moe, zo lijkt het wel.
Het vuur van kerstdag is er niet, maar toch draaien ze nummer na nummer de ziel uit hun lijf. Het is echt zotjes hoe die gasten filmdanskes doen.
Om een uur of elf rijdt onze taxi naar huis.

Een betje op tijd het bed in is dan ok geen overbodige luxe.
Ik heb een hoestje gevangen in m’n kathedraal en dat speelt me wel parten. En aangezien ik een tweedaagse uitstap naar Kanyakumari wil maken, kan ik dat maar beter uitgerust doen…

Huisbezoek

Standard

Aangezien het kerstvakantie is op school, zijn er geen kinderen.
Dat wil echter niet zeggen dat er niet gewerkt wordt!

De voormiddagen deze week worden gevuld met computerles voor enkele leerkrachten, de namiddagen worden gebruikt om kinderen thuis te bezoeken.
Op die manier kennen de leerkrachten de thuissituatie van de leerlingen en kunnen ze hier op inspelen en eventueel helpen waar nodig.
En ik, ik mag mee.

Ik ben nog niet in Vizhinjam zelf geweest, alleen de grote straten heb ik gezien.
En gelukkig heb ik een gids mee, want de wirwar van straatjes (hoop en al een meter breed) is een doolhof waar ik m’n weg echt niet in zou vinden. Straatnamen zijn sowieso niet aan de orde in India, huisnummers al evenmin.

Ik vind het allemaal een beetje schrijnend. Waar ik de voorbije dagen vooral de toeristische kant van het leven heb geproefd, wordt m’n wereld nu weer volledig gekleurd door de harde realiteit.
Families met problemen op alle gebied: geen geld, geen werk, geen huis zoals je dat zou verwachten. De gang van ons appartement in Antwerpen is ongeveer even groot als een huisje waar we op bezoek gaan. Een televisiekamer. een kastkamer en een plaatsje waar gekookt wordt.
Geen badkamer, die is buiten en wordt gedeeld. Hoewel, gedeeld. Er moeten harde contanten op tafel komen voor er gebadkamerd kan worden. Een rupee per keer. Onvoorstelbaar.

Als een van de moeder shaar verhaal doet aan Preetha, is dit de eerste keer dat ik iemand hoor fluisteren. Gesprekken gaan hier meestal op een toon die westerlingen als ruziemakend ervaren hoewel dat er geen ruzie gemaakt wordt.
Nu is het bijna toonloos. De tranen staan de moeder dan ook bijna in de ogen als ze de problemen met haar oudste zoon uitlegt. De muren hebben, net als in ieder dorp over de hele wereld, ook hier oren.
En aangezien dit een vissersdorp is met alle spreekwoordelijke viswijven van dienst, kan je je voorstellen hoe er geroddeld wordt over alles en iedereen.

Mensen zijn basisgedragsrechtelijk overal hetzelfde: Meer of Vizhinjam, er is niet zoveel verschil. Alleen hebben de mensen in Meer een matras om op te slapen. En meer dan een bed per gezin. En een huis waar iedereen in past bij nacht en ontij. En minstens een badkamer per huis. En stromend water.

Als we om vijf uur huiswaarts rijden met de bus, ben ik er niet goed van. Bekomen en bezinnen met een koffie en een zonsondergang maken we weer klaar voor de rest van de dag.
Ik denk dat ik echt verliefd aan het worden ben op de zee. Rustgevend, orde op zaken stellend, probleemoplossend.
Ik word er gelukkig van. Zelfs tussen al die miserie kan ook ik nog lachen. Net als de inwoners van Vizhinjam.
Zo gaat dat hier: miserie te over en toch een lach kunnen boven halen.

BTW: ik heb vandaag gemerkt dat ik een materialistische westerse klootzak en een slechte fotograaf ben.
In de zelfde volgorde een uitleg: terwijl de mevrouw al fluisterend haar verhaal doet aan Preetha, merk ik in een ooghoek dat mijn fototoestel niet op aperture maar op manual staat. En dan schiet me ook te binnen dat ’em nog op ISO 1600 staat van het stranddansfeest van gisterenavond. Precies of dat is van enig belang in de situatie waarin we ons bevinden.
Alsof die aperture/manual en ISO zever niet voldoende zijn om mezelf tot schrale amateurfototoestelbezitter uit te roepen, wordt het nog net iets erger. Ik kan van situaties als deze bijna geen foto’s maken. Noem het schaamte, noem het bedeesdheid. Ik kan het gewoon niet. Hopelijk gaat m’n schroom morgen en overmorgen wat over want echt, ik wil dit hier aan iedereen laten zien.

Kerstmis met de tenen in het zand

Standard

Voor allen die van goede wil zijn: en vrolijk en vredevol kerstfeest!
In christelijk Kovalam wordt het enorm hard gevierd, in toeristisch Kovalam nog net ietsje meer. Zotte bedoening eigenlijk, kerstmis. Een relaas.

Waar kerstavond een lichte sisser was, was 25 december een schot in de roos.
24 december alleen doorbrengen heeft iets, maar verschilt niet zoveel van andere dagen alleen doorbrengen.
Lekker eten kan in elk restaurant, maar in Spice Garden kan het ook nog eens zonder vervelende strandverkopers. Het ligt namelijk aan de achterkant van de strandrestaurants. Volgens de obers zou het een geweldig feest moeten worden zonder sluitingsuur, veel knappe vrouwen en een geen alcoholverbod. Dat belooft dus een braspartij tot het ochtendgloren en spek voor mijn bek.

Het eten is geweldig, net als de vorige keer. Maar ook het publiek is als vorige keer: zeven mensen buiten mezelf. Geen groot feest dus.
Een hoopje engelse dames doen hun duit in het zakje, maar meer dan een halve rupee is dat ook niet.
Ik merk van mezelf ook dat een geforceerde sfeer erger is dan geen sfeer. Jakkes.
Het is feest als het feest is, niet omdat het toevallig kerstavond is. Deze mensen denken daar precies anders over. Een kleine babbel over India geeft me een afkeer van hen:

Armoede? Hier? Niet overdrijven eh. Je vindt in elke stad toch bedelaars? Ik denk dat je het allemaal wat overdrijft. Die mensen hier hebben gewoon geen behoefte aan luxe zoals wij.

Tja, als je zo tegen de dingen aankijkt dan is er inderdaad weinig armoede.
Om elf uur is het restaurant helaas helemaal leeg. Ook elders is er niet zoveel sfeer. Gek, want het was nochthans sterk aangekondigt.

Kerstdag is echter een heel ander koekje. Plumcake.
Om elf uur worden we bij Justin thuis verwacht voor een kerstmaal.
Paul, Naimsha, Lenny en Jana zijn ook uitgenodigd. Sfeer en plezant, maar anders. Anders is echt wel het minste dat ik kan zeggen.
De gasten zitten en drinken (zelfgemaakte wijn, super goed!) en eten, maar de gastheer en zijn vrouw kijken toe. Het voelt redelijk gek.
Ook het feit dat het zweet over m’n rug loopt op kerstmis is een gekke gewaarwording.

Nog gekker wordt het als ik om drie uur even ga zwemmen in de zee.
Het is verdikke kerstmis! Ik ben ingesteld op zitten in een gezllige huiskamer met fijn volk en plezante gesprekken! Maar nee, zwemmen, duikelen in de golven en lezen met de tenen en de buik in het zand: het is eens wat anders!

Als de avond valt, rijden we met de bus van SISP (nog niet met de nieuwe) naar het volgende strand. Aan restaurant 3rd Rock wordt er een optreden van SISP Dance verwacht. We krijgen een plaatsje op de eerste rij en met de tenen in het zand genieten we van elk moment.

Paul kondigt het programma aan en geeft wat uitleg over SISP, de projecten, microkredieten, schoolwerking, tuition, social work en vertelt in het kort de geschiedenis.
Ik besef nog niet half hoe groot de impact van Paul en Werner hier de afgelopen tien jaar is geweest.
Wat zij hebben klaargekregen is echt lovenswaardig.

Als de jongens en meisjes beginnen dansen gaat het spreekwoordelijke dak van het strand. Ik geniet met volle teugen. Dat deze kinderen de kans krijgen om gratis dansles te krijgen en hun ding te doen voor publiek, maakt zowat iedereen gelukkig.
Het geluk straalt dan ook van hun gezicht.
Ook Paul en Werner zien er gelukkig uit.
Het moet ook wel een super goed gevoel geven als je merkt dat het helpen van straatkinderen uit de allerarmste lagen van de wereld zoveel geluk kan teweegbrengen.

Paul en Werner, me dunkt dat jullie verdomme goed slagen in jullie opzet!
Ook langs deze weg een dikke dikke proficiat!

De sfeer en omgeving ademen gewoon kerstmis: vrede, vriendschap, liefde.
Ik, ik word daar gelukkig van.

Liefdadigheid

Standard

Een hele tijd geleden deed ik een oproep tot liefdadigheid van uwentwege. Een mailtje met een rekeningnummer (083-4456826-67) en de vraag om alstublieft toch maar wat geld te storten.
Dat het niet om mezelf ging (ondanks het feit dat ook ik een goed doel ben) maar om nobelere bestemmingen.
Naast het mailtje volgde wat later ook een spaghettifestijn waar dankzij de goede hulp van moeder en haar vriendinnen stevig gesmuld kon worden.

Blijkbaar was u allen nogal gul: toen ik naar India vertrok op 7 november had ik een bedrag van 2600 euro rond op mijn speciale rekening (083-4456826-67) staan. Dat werd netjes verdeeld over de twee projecten die ik ging bezoeken.
1300 euro voor SVIRH en 1300 euro voor SISP.
Redelijk propere bedragen denk ik dan.

Toen ik zonet voor de lol eventjes m’n persoonlijke saldo checkte, viel me iets op.
De rekening “Projecten India 083-4456826-67” gaf een gek bedrag. 946.88 euro.
Ik meende me te herinneren dat ik dat ding toch had leeggeschud enkele dagen voor ik vertrok?
Ja wadde!
Er waren precies nog een paar mensen vergeten te storten. Dank u zeer! Uw centen zijn niet weggesmeten! Zeker niet.

Ik moest ook niet zo lang nadenken over wat te doen met het geld. Twee ideeen kruisten mijn gedachten.
Aangezien een redelijk groot bedrag door de Chirojongens van Meer en Robbe was gedoneerd, moest ik er eigenlijk wel spelmateriaal mee kopen.
Helaas liggen de noden elders. De schoolbus van SISP is weer maar eens kapot. En echt dit keer.
Gelukkig kon er al een nieuwe op afbetaling worden aangeschaft.
Het lijkt me dan ook normaal dat de 946.88 eurocenten naar die kant gaan. Want wat hebben kinderen aan speelgoed als ze niet eens op school geraken?

En bij deze weet u dat uw centen netjes verdeeld zijn.
Ik weet ondertussen ook wel dat dit zeker niet de laatste geldinzamelactie van m’n leven gaat zijn. Verwacht u binnenkort maar aan vlaaienslagen, pannenkoekenbak, de Shit van Brigit, Rijstfrettentotdagederbijneervalt en iets als wenskaartenverkoop.

Justin

Standard

Als mijn vliegtuig weer aan de grond staat, is het een kwestie van minuten om buiten de luchthaven te geraken. Geen bagage op te halen, geen security check, geen rij wachtenden.
Dit is echter iets te snel voor Justin, de bestelde taxidriver.
Ik bel hem en hij zal er binnen een kwartiertje zin.
Perfect, een extra hoofdstukje uit Catch22 kan er altijd in (aanrader trouwens!).

Justin.
Een indische jongeman die op redelijke jonge leeftijd vaderloos werd. Arme familie, hard werken als knaap en door alles en iedereen opgelicht en bedrogen geweest. Als Paul en Werner zich over hem ontfermen (klein jobke buiten het toeristische seizoen, engelse les in SISP ) begint voor hem een ander leven.
Momenteel rijdt hij met een taxi en verdient hij min of meer deftig zijn dagelijkse portie rijst.

Als hij me oppikt in Trivandrum (Thiruhupeldepup eh) vertelt hij hondrduitover zijn leven, vrouw en zelfgebrouwde miswijn.
En dat hij vanavond eigenlijk met wat kameraden aan de vissershaven zat en of ik een zin heb om me te gaan. Natuurlijk wil ik dat!
Eventjes stoppen bij het overheidsbierparadijs en naar de haven.

Als we door de donkere straten van Vizhinjam rijden, vertelt hij over het leven hier. KLeine huisjes waar drie families wonen. Een kleine dertig man per vijf vierkante meter. Velen moeten dan ook buiten slapen wgens geen plaats binnen. Shit. Van het ene uiterste (bruiloft) in het andere uiterste: lokale armoede. Mijn hartje bloedt bij de gedachte en het zicht van kleine hoopjes mens die tegen een gevel van een huisje liggen te slapen.

De gesprekken met Christopher en Justin gaan in een fijn engels. Christopher werkt in een bedrijfje in Kollam dat TBC medicatie maakt. In het weekend komt hij cehter terug naar Vizhinam. Tofe kerel met een duidelijke visie op de toekomst van India.
Mijn antwoord op zijn vraag waarom ik nu ben waar ik ben, slaat hem met verstomming. Vrienden worden met de locals, het lukt aardig.

Ook vanavond ben ik weer uitgenodgd.
Dit is waarvoor ik hier ben gekomen, dit was een van de doelen van de reis: bleven hoe de mensen aan de andere kant van de wereld wonen, leven en denken.
Discussies over normen, waarden, culturen, godsdienst en armoede sleuren ons dan ook een stuk in de nacht.
Met als achtergrondgeluid alleen maar het ruisen van de zeebries en de golven die tegen de havenwal slaan.
Hier word ik echt gelukkig van.

Justin nodigt me bij het thuisbrengen nog snel uit voor de zondagsmis. Aangezien ik nog altijd moeilijk nee kan zeggen, zeg ik ja.
Dat hij er zal staan om half negen en dat ik maar moet zien dat ik klaar sta. Want dat de zondagsmis echt een belevenis is. Als ik wat later bedenk dat ik in geen maanden nog op tijd ben opgestaan voor een zondagsmis, verklaar ik mezelf een beetje gek.
Het is cehter de moeite: de enorm mooie kerk zit stampvol en ook het plein buiten is vergeven van het volk.

Zoveel devotie, zoveel gelovigen.
Ik moet een paar keer denken aan de wijze woorden van godsdiensleraar Bert Roos: “Mannen, ge moet allemaal niet te hard geloven.”
En niettegenstaande ik ben gestopt met geloven in Onze Lieve Heer De Goede God, doet deze eredienst iets met me. Ik denk niet dat iemand onbewogen kan blijven bij zoveel biddenden. Een offerande van bijna honderd christenen, mensen die de armen en hemel gooien tijdens het onze vader: katholieker kan haast niet.

En toch sta ik na de dienst buiten met een groot besluit: ik geloof niet in religie. Ik geloof enkel in goed en kwaad in de mens. We moeten het allemaal zelf waarmaken en bidden, smeken en preken hebben niets met geloof te maken als we onze naaste op straat laten sterven.

Waar gaat het heen als mensen liever enkele rupes aan de stinkend rijke Kerk geven in plaats van hun kinderen eten te geven? Wat is het nut van vier door het volk betaalde moskeeen als 480 van de 500 gezinnen geen dagelijkse maaltijd kunen betalen? Wat is het nut van een puja van tien bananen terwijl je vrouw al in geen dagen meer heeft gegeten?

Ik kan daar met mijn hoofd niet bij. Echt niet.
Vanaf heden ben ik dan ook een hedonist die ooit tot christen is gedoopt en als een goed mens door het leven wil gaan.
Niet te realistisch, maar zeker niet fundamentalistisch doch uitermate respectvol voor opinies en gedachten van medemensen ongeacht geloof, kleur, afkomst en geslacht.
Hoewel mooie al dan niet naakte dames altijd een klein streepje voor hebben natuurlijk. 🙂