Toen ik een jaar of vier geleden met een weblog begon, vroegen mensen uit mijn omgeving waarom ik dat deed.
Omdat ik wil vertellen en schrijven en publiceren. En om mee te doen.
En of ik het niet onnoemelijk vervelend vond dat iedereen mijn verhalen kon lezen.
Nee gast, nee. Da’s toch super. Ik noem het publicatiedrang.
En zo gingen er enkele jaren voorbij.
De doelstellingen en bedoelingen van het bloggen werden al eens bijgesteld, de frequentie van posts fluctueerde als de technologiebeurs tijdens de milleniumwissel en het aantal mensen dat niet begreep wat een blog nu eigenlijk is, daalde zienderogen.
Ik amuseer me nog altijd in mijn persoonlijke speeltuin, mocht u daaraan ook maar een seconde twijfelen.
Plots werd wat bijna duidelijk was, de publicatiedrang, weer iets ingewikkelder.
Ik stuurde mijn hele e-mailaddresboek een mialtje met de vraag of ze mijn twittervriendje wilden worden.
Weinig reactie “in den tijd”, maar heden ten dage is het een hype.
Dezelfde mensen die me vroeger de “Wat is nu het nut van een weblog?” vraag stelden, deden dat nu weer met Twitter.
Ik vind Twitter vooral gewoon plezant.
Vinger aan de pols bij mensen die ik wel interessant vind.
Een beetje de mensen leren kennen, dieper erop ingaan, chatten maar niet moeten toevoegen in IM.
Nuttig?
Nee, niet echt.
Wel plezant, sociaal (Twunch en al!) en hipcooltrendycatchy!
Sinds twee dagen, 27 mei 2008, is er naast het microbloggen van twitter (140 tekens) nu nanobloggging bij gekomen: Adocu. Vertel de wereld in één woord wat je doet.
Ik sprong mee op de kar, samen met Twittervriendjes, voegde iedereen toe in mijn Adocu-account en dacht toen: What the heck is this?!
Wat is in godsnaam (God, Allah, Jahwe: pick any) het nut van dit ding?
Nee meneer, ik ben niet overtuigd.
Stille dood en zotte bui schieten me door het hoofd.
Puclicatiedrang, maar niet tot in den treure…