Na een klein incidentje vannacht (te lang blijven plakken en de huisbaas was reeds in dromenland en ik kon niet binnen) bij de dames blijven slapen.
Gelukkig dat er vrouwen zijn, waar zou een man anders heen moeten bij nacht en ontij?
De dag wordt echter redelijk vroeg aangevat (tien uur is des zondags redelijk op tijd) en de jacht voor ontbijt is open.
Ergens langs de kant van de weg een kraampje gevonden met dossa en chutney. Een lekker eitje met curry erbij en een banaan als afsluiter. Krachtvoer!
Ik wil vandaag de vissershaven van Vizhinjam zien en er maar meteen een fijne wandeling aan vast breien. Dat het ondertussen vreselijk warm is, laat ik buiten beschouwing: wij Kempenzonen, wij zijn wel wat meer gewoon (remember Bornem!).
De mooie vuurtoren is echter nog niet te bezichtigen en de haven vind ik niet. Ik ben dan ook niet echt ver doorgegaan, maar toch.
Waarom ik de pltbroek uithing en niet verder ging?
Omdat mijn aandacht door iets anders werd getrokken…
Vanaf de weg zag ik en dertigtal kerels op het strand aan een touw sleuren. Dat zagen er vissers uit, dus mooie plaatjes gegarandeerd! Om er te geaken moet ik eerst 50 m lager zien te geraken, gelukkig is er een trap aangelegd.
Deze trap leidt naar enkele hutjes, het is verdorie een soort van dorp! Met een prive strand blijkbaar, want het is langs drie zijden door hoge rotsen afgesloten.
Ik word, zoals altijd, raar bekeken. Hier nog met iets meer argwaan, want toeristen blijven normaal netjes op de witte stranden aan hun hotel. Me er geen hol van aan trekkende schiet ik wat plaatjes, maak ik wat praatjes en kijk ik m’n ogen uit.
Deze mannen weten wat werken is!
Plots wordt mijn hulp echter gevraagd.
Een seconde van twijfel, een moment van nadenken (hoewel, nadenken) en natuurlijk spring ik bij.
Sandalen aan de kant, kodak erboven op en trekken!
De mannen nemen er totaal geen aanstoot aan, ze vinden het eigenlijk wel grappig dat ik meedoe.
Na tien minuten merk ik dat het wel redelijk zwaar is. Echt, touwtrekken maar dan met een zilt en veel te dun touw…
Nu ja, van niet laten kennen en doorgaan en van die dingen. Het zingen van de kerels (een malayalamaanse “hey hop”) en hun onnoemelijk grote enthousiasme helpen wel.
Na een half uur komt er een ventje water aanbieden dat ik dankbaar aanneem. Een seconde later flitst er door mjn hoofd dat dat misschien niet de slimste zet is wegens diarree en ander gevaar, maar hey, ik heb dorst en die vissers drinken het ook. Zo slecht zal het dan toch niet zijn?
Als er na een uur de besluitende woorden: FINAL MOVE! vallen, ben ik blij voor die mannen. Ook voor mezelf, maar ja, da’s ondergeschikt.
De vangst is echter enorm klein. Zowel in omvang als in visgrootte. De mannen beginnen dan ook te zagen en te zeuren dat het een lieve lust is. Vieze blikken, schelden, zand dat kwaad wordt weggestampt.
Ik zet me een beetje achteruit, want dit is niet echt tof meer.
Weg groepssfeer, weg zang, weg daginkomsten…
Een jonge kerel weet me t vertellen dat dat elke dag zo gaat, Soms is de buit groter, soms zijn er grote vissen bij. En dan waarom een toerist bij hen komt kijken. Of dat het om te lachen is. Als ik hem uitleg dat ik geen toerist ben (toch geen dikke bleke engelse gepensioneerde baardaap) maar dat ik bij SISP werk, keert het tij een beeje. De mannen bedaren en geven me nog wat water.
Ik had er echt nog graag wat langer gebleven, maar het lijkt me beter om de plaat te poetsen.
Persoonlijk vond ik dit een redelijk avontuur voor zondagvoormiddag. De rest van de dag ben ik dan ook kapot…
En ik moet vanavond nog pinten aan pakken met de huisbaas. Soms ben ik me toch een bees, how jom! 😉